DUITSLAND - Het moederconcern van Essent kampt met scherpe concurrentie in Nederland en het Verenigd Koninkrijk, maar weet de winst op te krikken. De Duitse energieproducent RWE heeft bij een licht lagere omzet meer winst behaald over de eerste negen maanden van dit jaar.
Het bedrijf, dat in 2009 het Nederlandse Essent kocht, profiteerde vooral van verbeterde marges op duurzaam opgewekte energie en levering van gas. De winst van RWE en andere grote Europese energiebedrijven lag de afgelopen jaren steevast onder druk door overproductie van elektriciteit en afschrijvingen op kolengestookte centrales en kernenergie, maar het tij lijkt nu te keren.
RWE is een van de grootste energieproducenten van Europa. Het bedrijf is onder meer actief in Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk en wekt energie op uit onder meer bruinkool, steenkool en gas, en via kerncentrales. In Duitsland is RWE goed voor een derde van de totale energieproductie. In Nederland heeft het bedrijf vijf energiecentrales.
Het bedrijf is net als andere Europese reuzen druk bezig om zich te verduurzamen. De in 2016 afgesplitste dochter Innogy, waarin RWE een meerderheidsbelang heeft, legt zich toe op duurzame energieproductie uit biomassa, wind en water en de levering van energie aan huishoudens en bedrijven. De koers van het aandeel Innogy, waarvan een deel aan de beurs is genoteerd, is dit jaar met 23 procent gestegen. RWE doet het zelf nog veel beter met een stijging van 80 procent van het aandeel dit jaar.
RWE boekte over de eerste negen maanden van dit jaar een omzet van 32,4 miljard euro, een daling van 2 procent ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. De brutowinst van het bedrijf steeg echter naar 4,2 miljard euro, een toename van 9 procent ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. De nettowinst was met bijna 900 miljoen euro driemaal zo hoog als over de eerste negen maanden van 2016.
'Energiewende'
Grote Europese energiebedrijven staan onder druk om hun activiteiten te verduurzamen. Dit is het gevolg van de 'Energiewende' die bondskanselier Angela Merkel in 2011 aankondigde en van de aangescherpte wereldwijde doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs. Merkel sloot in 2011 per direct zeven kerncentrales en wil dat de resterende centrales, waarvan er vier in handen zijn van RWE, uiterlijk in 2022 dichtgaan.
RWE bracht onder deze druk zijn duurzame productiebedrijven en netwerken onder in Innogy. De Duitse concurrent E.ON splitste zich in 2016 ook op en zette dochter Uniper, die energie opwekt uit fossiele bronnen, apart. De strategie van de bedrijven lijkt vruchten af te werpen. De koers van E.ON is dit jaar met meer dan 30 procent gestegen.
Onder leiding van Merkel zetten Duitse energiebedrijven sterk in op energie uit wind, zon en biomassa. Van alle elektriciteit is nu 29 procent duurzaam. Deze procentuele toename ging echter vrijwel geheel ten koste van de productie van kernenergie. Nog steeds komt 40 procent van de Duitse elektriciteit uit 77 bruinkoolcentrales. Beloften om deze op termijn te sluiten worden steeds op de lange baan geschoven.
Enorme afschrijvingen
De overproductie van elektriciteit en de verplichte sluitingen van kernenergie- en kolencentrales leidden de afgelopen jaren tot enorme afschrijvingen bij Europese energiereuzen. In Nederland legde RWE in 2014 de productie van zijn gasgestookte Clauscentrale in Maasbracht deels stil, naar eigen zeggen als gevolg van de overproductie van vooral duurzame energie uit Duitsland. De Zweedse concurrent Vattenfall schreef inmiddels voor 4 miljard euro af op zijn Nederlandse dochter Nuon, die het in 2009 voor 10 miljard kocht.
Het nieuwe kabinet Rutte wil dat de vijf Nederlandse kolencentrales voor 2030 dicht zijn. Twee daarvan, die in Geertruidenberg en in de Eemshaven, zijn in handen van RWE. De centrale in de Eemshaven is pas 2015 in gebruik genomen. Deze steenkoolcentrale staat bekend als relatief schoon en boekt een veel hoger rendement dan de 'oudere' Nederlandse steenkoolcentrales. RWE trekt nog geen conclusies uit de Nederlandse sluitingsplannen, maar zegt een verdere invulling daarvan af te wachten.