De zeespiegel stijgt, het weer wordt extremer. Grote delen van de wereld kampen al met de gevolgen van klimaatverandering en Nederland is niet immuun. Het Amsterdamse havengebied, Westpoort, moet waterbestendig worden.
Rob Koeze tuurt over het Amsterdamse havengebied Westpoort. Overal stroomt water. Op de sobere stroken land staan fabrieken. Vanaf de uitdijende stad rukt hoogbouw op, woontorens. Koeze, expert van Waternet, wijst op drie grote betonnen koepels. “Olietanks”, zegt hij. Er zit kerosine is, brandstof voor vliegtuigen op Schiphol. Riskante bouwwerken? Ja en nee. Om de koepels heen zijn keurig dijkjes neergezet. Daarbuiten staan kwetsbare, technische onderdelen. Mocht er olie lekken, staat dat altijd veilig. “Kijk eens met een andere bril”, zegt Koeze. “In het geval van een overstroming staan die dijkjes precies aan de verkeerde kant. Daar zijn ze niet voor bedacht.”
Het risico is nu verwaarloosbaar, dat het havengebied onder water komt te staan. Maar toch, áls er iets mis gaat dan zijn de mogelijke gevolgen wel steeds groter, zegt Waternet, door zeespiegelstijging en vollere rivieren. De Amsterdamse haven is druk doende om kwetsbaarheden op te sporen, samen met Waternet. Ook dijkenkoning Nederland moet extremere neerslag en oprukkend water op termijn aan blijven kunnen. “We kijken in Amsterdam al acht jaar naar de klimaatbestendigheid”, merkt Koeze op. Directe aanleiding was een advies over waterveiligheid van de nationale Deltacommissie. Voormalig GroenLinks-wethouder Maarten van Poelgeest ging daar druk mee bezig. Westpoort ligt sinds vier jaar onder de loep. Koeze: “Waterveiligheid wordt almaar belangrijker, wegens klimaatverandering.”
Het begint allemaal met het besef, vindt de waterexpert, dat Nederland de dans niet ontspringt als het gaat om toenemende waterrisico’s. “Dat bewustzijn is er vrij weinig.” Kans op zware regelval, oké. Maar toekomstige overstromingsrisico’s? Dat is volgens Koeze nieuws voor veel gebruikers van Westpoort. Bedrijfskeuzes staan soms haaks op waterveiligheid. Voorbeeld: een eigen stroomaccu aanschaffen voor noodgevallen, en die dan in de kelder zetten.
Goede oplossingen zijn volgens Koeze complex. “Je legt niet even een groen dak neer, en klaar is Kees.” Doorwrochte plannen zijn nodig, zegt hij, om te zorgen dat wassend water niet uitmondt in steeds meer ellende. Voor een bedrijf als het Afval Energie Bedrijf (AEB), dat afval uit de stad verwerkt tot energie en grondstoffen, is een ingewikkeld plan nodig. Het AEB moet technische installaties beschermen en altijd in staat zijn om nieuw huisvuil aan kunnen slepen. Anders valt de warmteproductie stil. Dan krijgen huizen en bedrijven ook geen stadswarmte meer. Koeze: “In zo’n havengebied als dit staat vitale infrastructuur.”
De experts richtten hun blik daarom op het hoogspanningsstation, waar energienetbeheerder Tennet de stroomvoorziening van de regio Amsterdam regelt. Het idee was: daar moet als eerste wat aan gebeuren, zodat het licht niet uitgaat bij wateroverlast. “Wat bleek? Niet nodig.” De elektriciteitsmasten kunnen tegen een stootje zoals ze zijn. Aanpassingen voor een klimaatbestendige haven zijn vaak op kleiner niveau nodig. Kleine stroomkasten, die energie geraffineerd verdelen, zijn onvoldoende waterdicht.
Digitale systemen en technische installaties moeten een stukje de hoogte in. Koeze: “Bedrijven kunnen nadenken over het herindelen van etages. Je moet het je zo voorstellen: als het mis gaat, sta je hier misschien tot je knieën in het water.” Hij wijst naar een saai gebouw, rechttoe rechtaan. Het is een opslagdepot van het Stedelijk Museum. “Daar doen ze het al goed. Beeldhouwwerken staan beneden, schilderdoeken hoog en droog”, zegt Koeze. Een Amerikaanse manager bij het museum koos daar zelf snel voor. Amerikanen zijn volgens Koeze al meer doordrongen van de noodzaak van klimaatbestendige indeling van gebieden en gebouwen, ondanks de klimaatsceptische koers van president Trump. “Ze zijn daar bekend met risico’s rond waterveiligheid”, zegt hij “Een overstroming zoals in New York door orkaan Sandy in 2012 hakt erin.”
In Westpoort kwamen een paar jaar terug door wateroverlast wel wat wegen blank te staan, maar dat mag geen naam hebben. Daarom is het ook nog niet gemakkelijk om mensen in Westpoort serieus aan het denken te zetten over waterrisico’s, in de komende jaren en decennia. Laat staan om ze aan te sporen tot grote veranderingen. Dat kost geld. “Wat we niet willen is risico’s overdrijven, angst zaaien”, zegt Koeze. “Maar wel: de realistische scenario’s tonen.” De eerste bedrijven krabben zich achter de oren en passen hun bedrijvigheid aan.
Waterexperts
Zodra er in het gebied ergens wat op de schop gaat, of er nieuwbouw komt, melden de waterexperts zich daar. Dat zijn de momenten waarop direct rekening kan worden gehouden met theoretische gevaren. Een gekozen oplossing moet wel van A tot Z kloppen. Er bestaan bassins waarmee gebouwen water van hoosbuien opvangen op het dak. “Effectief”,vindt Koeze. “Je moet dan wel regelen dat niet iedereen tegelijk aan het spreekwoordelijke ‘touwtje’ trekt om al dat opgevangen water te lozen.”
Koeze wijst naar een stuk braakliggende grond. Daar komt een nieuw datacenter op te staan, tjokvol computers. Die wordt direct waterdicht gebouwd en ingericht. Dat is lang niet altijd zo, zegt Koeze. Nieuwe datacenters kruipen altijd dicht tegen het water aan, omdat ze ermee koelen. “Ze staan soms echt in een landschappelijke kuil.” Dat is nu niet erg of gevaarlijk, maar in de toekomst blijkt het misschien een fout van jewelste.
Verduurzaming en bundeling ruimtelijk beleid 'is hard nodig'
De verbetering van de waterveiligheid moet veel meer worden ingebed in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het beleid is nu versnipperd over meerdere ministeries, schrijven veertig Nederlandse wetenschappers in een petitie aan het kabinet.
De ondertekenaars - landschapsarchitecten, stadsontwikkelaars, water- en stedebouwkundigen - pleiten voor verduurzaming en bundeling van het ruimtelijke beleid voor de Nederlandse rivierdelta. Ze wijzen er op dat de beleidsopgaven van Nederland op het gebied van klimaatverandering, de stedelijke groei in de Randstad, de energietransitie en de verduurzaming van de landbouw vragen om coördinatie.
“Momenteel dreigen deze zaken als gescheiden dossiers in verschillende departementen behandeld te worden”, zegt initiatiefnemer Han Meyer, hoogleraar stedenbouwkunde aan de TU Delft. “Integrale ruimtelijke ontwikkeling was ooit een paradepaardje van Nederland en stond internationaal in hoog aanzien. Maar nu is het een restpost geworden, een hete aardappel die van het ene naar het andere ministerie wordt doorgeschoven. Wij vinden dat een dramatische ontwikkeling en zeer schadelijk voor de kwaliteit van leven en de duurzaamheid in onze prachtige delta.”
De ondertekenaars houden een pleidooi voor ‘bouwen met de natuur’ om de erosie die het gevolg is van het menselijk ingrijpen in de delta tegen te gaan. Die ingrepen hebben geleid tot kustafslag, bodemdaling en verzilting. Meyer: “Om dit proces te stoppen is een aanpak nodig die de natuurlijke processen van aangroei en herstel van het deltalandschap bevordert.”
Voorbeelden daarvan zijn het rijksproject ‘Ruimte voor de Rivier’, waarbij naast dijkverbetering het rivierbed wordt verbreed om een grotere waterafvoer mogelijk te maken. Deze verbreding leidt tegelijk tot natuurherstel in het riviergebied. Een ander voorbeeld is de Zandmotor bij Kijkduin, waarbij zand voor de kust wordt gestort dat zich in tien tot vijftien jaar doorstroming en wind langs de kust verspreidt.
Volgens Meyer kan Nederland koploper worden op het gebied van herstel en behoud van de rivierdelta. Er zijn wereldwijd veel meer rivierdelta’s, die er minder goed voor staan dan de Nederlandse, zegt hij. “De aanpak is daar veel urgenter. Nederland zou voorop kunnen lopen. Maar we laten het nu behoorlijk afweten, als we zelf niet het goede voorbeeld in eigen land geven.”
De kwaliteit van de Nederlandse watersector ligt volgens de Delftse hoogleraar vooral op het terrein van ruimtelijke en waterbouwkundige ordening. “De oplossing ligt niet bij meer, hogere en sterkere dijken, maar vooral het beter plannen van het verstedelijkingsproces. Dat is wat Nederland in de twintigste eeuw vrij slim heeft aangepast, maar nu dreigt te vergeten.”