Ons Staatsbestel - Aflevering 7

In de vorige uitzending heb ik stilgestaan bij de lijn die door de geschiedenis is uitgestippeld. Ik heb het verband aangegeven tussen de “nachtwakerstaat” en de verzorgingsstaat. Ik zou deze lijn willen benadrukken door hem tegen de spiegel van onze wetgeving te houden. Ik moet daarbij benadrukken, dat een deel van deze wetgeving tot stand is gebracht door een wetgever, die zijn democratische “roots” niet ontleende aan het Surinaamse volk, maar aan het Nederlandse volk. Het werd Suriname aangeleverd bij een wet, goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer, bekrachtigd door de Koning van Nederland, gepubliceerd in het Nederlandse Staatsblad en van toepassing verklaard op het volk van Suriname bij resolutie. Het Reglement op het beleid der Regering van 1865 en de Staatsregeling van 1936 zijn twee zulke documenten. Zij hebben echter een fundamentele invloed uitgeoefend op de constitutionele ontwikkeling van Suriname. (Zie Ooft, Ontwikkeling van het constitutioneel recht van Suriname, Assen 1972.) De twee eerdergenoemde bronnen vormen de basis voor de klassieke grondrechten. Artikel 130 van de Staatsregeling is kennelijk voortgekomen uit een vooruitziend brein en luidde als volgt: “De verspreiding van verlichting (van de geestSFrP) en beschaving en de aanmoediging van kunsten en wetenschappen wordt door de Regering aanhoudend behartigd.” De Grondwet van 1975, die bepaalt in de preambule dat : ”wij aan onszelf geven deze Grondwet”, concentreert de klassieke grondrechten in hoofdstuk I. Dit is gedaan met het oogmerk om toetsing door het Constitutioneel Hof gemakkelijker te maken. De Grondwet van 1987 tenslotte plaatst de klassieke grondrechten in hoofdstuk V, de artikelen 8 t/m 23. De kenmerkende openingszin van de klassieke grondrechten luidt :”een ieder, heeft (het) recht om.......”. Tegenover dit recht staat een plicht van de overheid om dit recht te waarborgen tegen schending van wie dan ook, en vooral tegen de almachtige staat. De klassieke grondrechten kunnen daarom worden aangeduid als de zgn overheidsvrije zone. Naar gelang de ontwikkeling voortschrijdt ontwikkelt de positie van de staat zich van orgaan, dat zich zoveel mogelijk afzijdig moet opstellen naar een orgaan, dat toezicht moet houden op de activiteiten van de burgers. Artikelen 132 en 133 van de Staatsregeling verordineren:”

Artikel 132

Het toezicht van overheidswege uit te oefenen over de toestand der

openbare gezondheid en al wat betreft de uitoefening der genees-, heel-,

verlos- en artsenijbereidkunde wordt bij landsverordening(wet) geregeld.

Artikel 133

1. Het toezicht over het armwezen en de nodige voorzieningen

daaromtrent worden bij landsverordening(wet) geregeld.

2. Daarbij wordt in acht genomen het beginsel, dat de bijzondere en

kerkelijke liefdadigheid vrijgelaten en zoveel mogelijk bevorderd wordt. “ Geen afzijdigheid meer, maar aktieve inzet dus.

De volgende ontwikkeling is, dat de ontwikkelingen in het internationaal recht een beroep doen op de deelnemende landen/partijen om zelfstandig dwz. door middel van wetgeving regelingen te treffen teneinde de grondrechten te regelen en nog een stap verder door in het internationale recht artikelen op te nemen, waarop de individuele burger van een lidstaat rechtstreeks een beroep kan doen voor de rechter. Langs deze kanalen zijn de moderne of sociale grondrechten tot wasdom gekomen. Het gaat niet langer meer om individuele rechten, maar om plichten van de overheid tegenover iedere burger of de collectiviteit van burgers. De Grondwet van 1987 verordineert in artikel 40 :” Ter bevordering van de sociaal-economische ontwikkeling naar een sociaal-rechtvaardige samenleving wordt bij wet een ontwikkelingsplan vastgesteld, met inachtneming van de nationale en sociaal-economische doelstellingen van de Staat.” Dit artikel tendeert naar de inrichting van de samenleving, die bekend staat als de verzorgingsstaat, een ontwikkeling die na de Tweede Wereldoorlog in m.n. Europa tot stand is gekomen. De definitie van de verzorgingsstaat luidt:” “De verzorgingsstaat of ‘welfare state’ is een gemengde economie waarin de overheid een substantiële invloed uitoefent op de welvaartsverdeling door belastingen en uitkeringen en door het stelsel van sociale zekerheid . Ook door publieke voorzieningen, zoals gesubsidieerd onderwijs, openbaar vervoer en gesubsidieerde kunsten, wil de overheid de welvaart onder de burgers spreiden en vergroten.” Met deze ontwikkeling is gepaard gegaan de formulering en invoering via de wet, de Grondwet en het internationale recht van de moderne of sociale grondrechten (zie Grondwet 1987 de artikelen 24 t/m 51) Suriname quo vadis met artikel 40 en de sociale grondrechten????? Tenslotte kan gewezen worden op het bestaan van de politieke grondrechten (artikelen 52 t/m 54). Deze groep grondrechten moet tot uitdrukking brengen, dat de politieke macht berust bij het volk en dat door de beleving van de participatie-representatie demokratie de souvereine wil van het volk hoorbaar en zichtbaar kan worden gemaakt. Het legitimiteitsbeginsel voltooit de reeks door te stellen, dat aan het volk door middel van de stembusgang gevraagd moet worden: ”wie voor een bepaalde, vóóraf vastgestelde periode bevoegd zal worden verklaard om vorm en inhoud te geven aan de welvaart en het welzijn van het Surinaamse volk.”

SfrPolanen, Februari 2017

De

omschrijving van de “nachtwakerstaat”, waarmee werd bedoeld een staat, die bijv. alleen voor bewaking en beveiliging en uitsluitend in de nachtelijke uren moest zorgen, opdat de hardwerkende burger veilig zou kunnen slapen (politie taken), een staat, die opdat de handel in goede banen zou kunnen verlopen alleen moest zorgen voor goede grensbewaking (douane taken) een staat die moest zorgen, dat het verkeer te land en te water zonder noemenswaardige problemen kon plaatsvinden en de burgers elkaar veilig konden bereiken (verkeer en waterstaatstaken) was het toonbeeld van een “goede” samenleving. Armenzorg (sociale zaken), ziekenzorg (volksgezondheid), opvoeding, beroepsvorming en educatie (onderwijs) deze “beleidsgebieden” werden met “genoegen” overgelaten aan de christelijke kerken en goedwillende rijke en gegoede burgers in de samenleving. Betaalbare huizenbouw, de opleiding van onderwijzend personeel en scholenbouw, de opleiding van verpleegsters en de bouw van ziekenhuizen al deze zaken werden zonder moeite overgelaten aan het particulier initiatief en door de particulieren, die het zich veroorloven konden moeiteloos opgepakt. Wie daartoe niet in staat was had pech en werd aan zijn lot overgelaten.

De welvaart en het welzijn, die de verovering en de kolonisatie van de nu als “derde wereld” bekend staande samenlevingen te weeg en totstand brachten, stonden garant voor een samenlevingsvorm, die zich deze “sociale” luxe kon veroorloven. Geleidelijk aan heeft het besef zich ontwikkeld, dat grondrechten als complex van rechten een diepere oorzaak hebben en dienen samen te vallen met de opvattingen, die er in een samenleving heersen over de waarden en normen, die de samenleving als geheel, als entiteit huldigt en respeskteert. Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, het recht op een sociale uitkering, zoals AOV en kinderbijslag, het recht op arbeid zijn dat vanzelfsprekendheden?

Vervolgens hebben begrippen als de aktieve welvaartsstaat en de verzorgingsstaat hun intrede gedaan. Hieronder zal een verslag volgen van een samenvatting en een definitie van de laatste twee begrippen om de kijker en lezer een idee te geven van de scope van deze begrippen.

“De verzorgingsstaat of ‘welfare state’ is een gemengde economie waarin de overheid een substantiële invloed uitoefent op de welvaartsverdeling door belastingen en uitkeringen en door het stelsel van sociale zekerheid . Ook door publieke voorzieningen, zoals gesubsidieerd onderwijs, openbaar vervoer en gesubsidieerde kunsten, wil de overheid de welvaart onder de burgers spreiden en vergroten.”

De omschrijving van de “nachtwakerstaat”, waarmee werd bedoeld een staat, die bijv. alleen voor bewaking en beveiliging en uitsluitend in de nachtelijke uren moest zorgen, opdat de hardwerkende burger veilig zou kunnen slapen (politie taken), een staat, die opdat de handel in goede banen zou kunnen verlopen alleen moest zorgen voor goede grensbewaking (douane taken) een staat die moest zorgen, dat het verkeer te land en te water zonder noemenswaardige problemen kon plaatsvinden en de burgers elkaar veilig konden bereiken (verkeer en waterstaatstaken) was het toonbeeld van een “goede” samenleving. Armenzorg (sociale zaken), ziekenzorg (volksgezondheid), opvoeding, beroepsvorming en educatie (onderwijs) deze “beleidsgebieden” werden met “genoegen” overgelaten aan de christelijke kerken en goedwillende rijke en gegoede burgers in de samenleving. Betaalbare huizenbouw, de opleiding van onderwijzend personeel en scholenbouw, de opleiding van verpleegsters en de bouw van ziekenhuizen al deze zaken werden zonder moeite overgelaten aan het particulier initiatief en door de particulieren, die het zich veroorloven konden moeiteloos opgepakt. Wie daartoe niet in staat was had pech en werd aan zijn lot overgelaten.

De welvaart en het welzijn, die de verovering en de kolonisatie van de nu als “derde wereld” bekend staande samenlevingen te weeg en totstand brachten, stonden garant voor een samenlevingsvorm, die zich deze “sociale” luxe kon veroorloven. Geleidelijk aan heeft het besef zich ontwikkeld, dat grondrechten als complex van rechten een diepere oorzaak hebben en dienen samen te vallen met de opvattingen, die er in een samenleving heersen over de waarden en normen, die de samenleving als geheel, als entiteit huldigt en respeskteert. Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, het recht op een sociale uitkering, zoals AOV en kinderbijslag, het recht op arbeid zijn dat vanzelfsprekendheden?

Vervolgens hebben begrippen als de aktieve welvaartsstaat en de verzorgingsstaat hun intrede gedaan. Hieronder zal een verslag volgen van een samenvatting en een definitie van de laatste twee begrippen om de kijker en lezer een idee te geven van de scope van deze begrippen.

“De verzorgingsstaat of ‘welfare state’ is een gemengde economie waarin de overheid een substantiële invloed uitoefent op de welvaartsverdeling door belastingen en uitkeringen en door het stelsel van sociale zekerheid . Ook door publieke voorzieningen, zoals gesubsidieerd onderwijs, openbaar vervoer en gesubsidieerde kunsten, wil de overheid de welvaart onder de burgers spreiden en vergroten.”