Ons Staatsbestel - Aflevering 6

Er zijn tijden geweest in de geschiedenis, waarin aan de mens van vlees en bloed het recht werd ontzegd om drager van rechten en plichten te zijn. Slavernij, onderhorigheid en kontraktarbeid, indentured labour zijn allemaal termen om aan te geven, dat het ging om gestruktureerde vormen van de in- en opdeling van een menselijke samenleving. In de Middeleeuwen ging men er toe over om de menselijke samenleving opnieuw te analyseren en men kwam tot de volgende konklusies.

De samenleving kan worden opgedeeld in:

  • 1.mensen van vlees en bloed,
  • 2.de dieren en
  • 3.de planten.

  • De mensen van vlees en bloed konden van de overige groepen worden onderscheiden op grond van het feit, dat zij beschikten over de rede, het vermogen om na te denken, onderscheid te kunnen maken tussen zaken en de gevolgen van hun handelen te kunnen overzien. Over dit vermogen beschikten de dieren en de planten niet. Ook beschikte de mens over het vermogen om de overige groepen aan hem ondergeschikt te maken. Aan deze mens werd het vermogen om te beschikken over, drager te zijn van rechten en plichten toegekend. Voor het recht werd deze mens een persoon genoemd.
    Het recht om persoon te zijn is erkend als een grond- of basisrecht. Dit recht, waarvan de grondwet van het revolutionaire Frankrijk in 1789 heeft gezegd, dat het natuurlijk is dwz. bij de geboorte wordt verkregen en bij de dood wordt verloren, onvervreemdbaar is, dwz. niet verkoopbaar, niet verpandbaar en niet verloren kan worden en tenslotte heilig is, heeft een plaats gekregen in de Franse Grondwet en wel in de preambule. Daarna is het in vele landen opgenomen in de tekst van de Grondwet zelf. Het internationale recht heeft dit recht ook tot een internationaal basisrecht verheven en spoort de landen aan om dit recht te koesteren en te handhaven door middel van wettelijke maatregelen.
    Aan de persoon werden hoge verwachtingen gesteld. Van hem werd ook verwacht, dat hij zelfstandig door het leven zou kunnen gaan en zijn eigen boontjes zou kunnen doppen. De samenleving, dat is de staat in embryonale vorm, in de beginfase, behoorde geen last te hebben van de persoon. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zou de persoon een beroep op de staat kunnen en mogen doen.

De omschrijving van de “nachtwakerstaat”, waarmee werd bedoeld een staat, die bijv. alleen voor bewaking en beveiliging en uitsluitend in de nachtelijke uren moest zorgen, opdat de hardwerkende burger veilig zou kunnen slapen (politie taken), een staat, die opdat de handel in goede banen zou kunnen verlopen alleen moest zorgen voor goede grensbewaking (douane taken) een staat die moest zorgen, dat het verkeer te land en te water zonder noemenswaardige problemen kon plaatsvinden en de burgers elkaar veilig konden bereiken (verkeer en waterstaatstaken) was het toonbeeld van een “goede” samenleving. Armenzorg (sociale zaken), ziekenzorg (volksgezondheid), opvoeding, beroepsvorming en educatie (onderwijs) deze “beleidsgebieden” werden met “genoegen” overgelaten aan de christelijke kerken en goedwillende rijke en gegoede burgers in de samenleving. Betaalbare huizenbouw, de opleiding van onderwijzend personeel en scholenbouw, de opleiding van verpleegsters en de bouw van ziekenhuizen al deze zaken werden zonder moeite overgelaten aan het particulier initiatief en door de particulieren, die het zich veroorloven konden moeiteloos opgepakt. Wie daartoe niet in staat was had pech en werd aan zijn lot overgelaten.

De welvaart en het welzijn, die de verovering en de kolonisatie van de nu als “derde wereld” bekend staande samenlevingen te weeg en totstand brachten, stonden garant voor een samenlevingsvorm, die zich deze “sociale” luxe kon veroorloven. Geleidelijk aan heeft het besef zich ontwikkeld, dat grondrechten als complex van rechten een diepere oorzaak hebben en dienen samen te vallen met de opvattingen, die er in een samenleving heersen over de waarden en normen, die de samenleving als geheel, als entiteit huldigt en respeskteert. Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, het recht op een sociale uitkering, zoals AOV en kinderbijslag, het recht op arbeid zijn dat vanzelfsprekendheden?

Vervolgens hebben begrippen als de aktieve welvaartsstaat en de verzorgingsstaat hun intrede gedaan. Hieronder zal een verslag volgen van een samenvatting en een definitie van de laatste twee begrippen om de kijker en lezer een idee te geven van de scope van deze begrippen.

“De verzorgingsstaat of ‘welfare state’ is een gemengde economie waarin de overheid een substantiële invloed uitoefent op de welvaartsverdeling door belastingen en uitkeringen en door het stelsel van sociale zekerheid . Ook door publieke voorzieningen, zoals gesubsidieerd onderwijs, openbaar vervoer en gesubsidieerde kunsten, wil de overheid de welvaart onder de burgers spreiden en vergroten.”

Gevonden op http://www.cultureelwoordenboek.nl/index.php?lem=9099

De “Actieve” welvaartsstaat

Prof. Jef Van Langendonck

Samenvatting

  • 1.De grootste verwezenlijking van onze maatschappij na de tweede wereldoorlog is de invoering van de sociale zekerheid: de staat die het op zich neemt de welvaart van de burgers te beschermen. Een staat die dat doet noemt men een “welvaartsstaat”.
  • 2.Maar de welvaartsstaat is in de jaren ’80 in een crisis geraakt. Er ontstond een blijvend hoge werkloosheid, en de openbare financiën geraakten in een zwaar onevenwicht. Deze crisis werd een generatie later nog eens overgedaan met twee nieuwe problemen:
  • de vergrijzing van de bevolking, waardoor er alsmaar minder mensen aan het werk zijn om de uitkeringen voor meer gepensioneerden te betalen, en
  • de globalisering van de economie, waardoor jobs bij ons verloren gaan ten voordele van de lage-loonlanden, vooral in het Oosten.
  • 3.Een primitieve reactie hierop bestaat erin de sociale zekerheid te willen afschaffen of tot
    een minimum te beperken. Men noemt dit “privatiseren”. Vooral in de tachtiger jaren is hierover veel gesproken, maar (gelukkig) is er niet veel aan gedaan. De mensen zijn wel degelijk gehecht aan hun sociale zekerheid, en de alternatieve formules (private verzekeringen) kunnen absoluut niet dezelfde zekerheid bieden.
  • 4.De hedendaagse reactie heet “de actieve welvaartsstaat”. Zij bestaat erin de mensen minder afhankelijk te maken van de sociale uitkeringen, en ze ertoe aan te zetten meer en langer te werken, en na een ziekte of ongeval of werkverlies sneller terug aan het werk te gaan. Van Scandinavische oorsprong, heeft deze beweging nu een grote populariteit gekregen. Dit staat nu ingeschreven in het sociaal beleid van de meeste Westerse landen en op het vlak van de Europese Unie. In België zijn reeds grote aantallen maatregelen getroffen om die “activering” te stimuleren: vermindering van sociale lasten, begeleidingsplannen voor re-integratie van werklozen, gehandicapten en invaliden, banenplannen, startbanen, Rosettabanen e.d.m.
  • 5.Dit is een goede zaak: het gaat naar de essentie van wat de sociale zekerheid moet doen. Dat is niet financiële uitkeringen geven, maar een aangepast antwoord geven op het probleem van de schade aan de mens. Alle problemen van sociale zekerheid zijn gevallen van gezondheidsschade, in de echte betekenis van het woord. Naar de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie is gezondheid “niet louter de afwezigheid van ziekte, maar een toestand van volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn”. Elk geval van ziekte, ongeval, werkloosheid, ouderdom of overlijden van een nabestaande is dus een beschadiging van de gezondheid. Wat moet de sociale zekerheid dan doen? Als het kan de schade voorkomen. Wanneer ze er eenmaal is: ze herstellen, dat wil zeggen de mens zo spoedig mogelijk terugbrengen in een onbeschadigde toestand. Dat betekent medische zorgen en revalidatie. Het betekent ook herstel van mobiliteit en autonomie voor wie daarin gehandicapt is. En voor wie zijn arbeid heeft moeten onderbreken betekent het zorgen voor terugkeer naar zinvolle arbeid. Pas als dat allemaal niet mogelijk is mag men denken aan financiële Vergoeding In die zin is dus de “actieve” welvaartsstaat een terugkeer naar de echte betekenis van de sociale zekerheid. Dit in tegenstelling tot de “trekkersmentaliteit” die bij de burgers van onze landen maar al te zeer ingeworteld is!
  • 6.Dit stemt ook overeen met het “recht op arbeid” dat als basisrecht erkend is voor ieder mens. Dat recht heeft een andere betekenis gekregen in de industriële maatschappij: arbeid is niet meer iets dat men doet, maar iets dat men krijgt. Er is een hele organisatie voor nodig om arbeidsplaatsen tot stand te brengen, en de overheid moet een hele werkgelegenheidspolitiek voeren om het recht op arbeid te realiseren. In een moderne betekenis kan “arbeid” ook niet meer beperkt blijven tot betaalde arbeid. Alle zinvolle nuttige inspanningen ten voordele van de medemens moeten onder het begrip “arbeid” gerekend worden.
  • 7.Waar dreigt het mis te lopen? Er is niet alleen recht op arbeid, maar ook recht op vrij gekozen arbeid. De ene arbeidsplaats is de andere niet. De arbeid moet aangepast zijn aan de mensen. Ook een werkloze heeft recht op vrije keuze van zijn arbeidsplaats. Men mag de sociale zekerheid niet “activeren” door de mensen te dwingen te gaan werken tegen hun wil. Kan dat? In de praktijk blijkt dat wel te kunnen. Het is een kwestie van organisatie en humanisering van de werkgelegenheidspolitiek. De betrokken diensten moeten werken aan de motivering van de betrokkenen, en ook aan de motivering van de werkgevers om hen een kans te geven. Alleen op die manier kan tewerkstelling echt bevorderd worden. Daartoe moet er wel heel wat meer aan mensen en middelen besteed worden aan deze activiteit. Onze maatschappij heeft nog altijd veel meer over voor het recht op gezondheid dan voor het recht op arbeid!

Conclusie

Het is een juist dat de sociale zekerheid beter de mensen werk kan

geven dan uitkeringen.

Dat is beter voor de economie en voor de mensen zelf. Dit zou trouwens ook zo moeten zijn in de privésector, bv. bij verkeersongevallen. Maar het is verkeerd mensen te verplichten werk aan te nemen waarvoor zij niet gekozen hebben. Men mag mensen niet ondergeschikt maken aan de sociaaleconomische politiek van de overheid. Dat kan alleen door meer werk te maken van tewerkstelling.
De (private en openbare) diensten voor beroepsoriëntering, opleiding, vorming en arbeidsbemiddeling moeten veel meer middelen en mensen krijgen. Alleen wanneer een aangepaste begeleiding uitmondt in een

voldoende motivering bij zowel werkgever als werknemer kan een goede integratie in de arbeidsmarkt tot stand gebracht worden.

Dat is de essentie van de “actieve welvaartsstaat”.

Examenvragen

  • 1.Wat is de definitie van een “welvaartsstaat”?
  • 2.Wat heeft sociale zekerheid te maken met schade aan de mens?
  • 3.Hoe kan een werkloze bij zijn re-integratie in de arbeidsmarkt “vrije keuze van arbeid”

Mr.S.Fr. Polanen, Februari 2017