Ons Staatsbestel - Aflevering 4

Artikel 70 luidt alsvolgt:” De wetgevende macht –dat is de bevoegdheid om wetten in formele zin te maken –wordt door De Nationale Assemblee en de Regering gezamenlijk uitgeoefend.” De Nationale Assemblee is dus de formele counterpart van de Regering, wanneer het gaat om het maken van wetten. De Nationale Assemblee is ingesteld bij artikel 55 van de Grondwet. Zij wordt bestempeld als het hoogste (volksvertegenwoordigend SFrP) orgaan en behoort de souvereine wil van het volk tot uiting te brengen. “De politieke democratie schept ....de voorwaarden voor deelname van het volk aan algemene, vrije en geheime verkiezingen ter samenstelling van de volksvertegen-woordigende organen en (indirekt SFrP) van de Regering.”(art.52 en 74,a Grw.) De leden van De Nationale Assemblee worden voor een zittingsperiode van vijf (5) jaren gekozen en deze zittingsperiode mag slechts bij wet worden verlengd (en niet verkort SFrP) in geval van oorlog of andere buitengewone omstandigheden, die het houden van een verkiezing verhinderen.” (art. 56 Grw.) Zij kiest haar eigen voorzitter en ondervoorzitter. (art 67 Grw.) De vraag kan worden gesteld of De Nationale Assemblee nog kan blijven door funktioneren, indien door alle leden en hun leden-plaatsvervangers, ook wel genoemd schaduw-kandidaten tussentijds – dwz. vóórdat de periode van vijf (5) jaar is afgelopen -- ontslag wordt genomen. Indien het oordeel luidt dat, De Nationale Assemblee in dat geval niet kan blijven door funktioneren dan is de zittingsperiode per definitie verkort. Dit geval is niet expliciet geregeld in de Grondwet. Vergelijk echter de situatie die zich heeft voorgedaan tijdens het presidentschap van President Wijdenbosch. De overgebleven vraag in de case van het presidentschap van President Wijdenbosch is of indien deze zelfde situatie zich opnieuw zal mogen voordoen of de oplossing dan dezelfde zal zijn. Zal m.a.w. het ongeschreven recht dan moeten prevaleren, voorrang genieten boven het (nog) niet geschreven recht? 

De Nationale Assemblee moet worden beschouwd en behandeld als een meerhoofdig orgaan, dat als collectiviteit beslissingen en besluiten neemt. Bij Reglement van Orde, opgesteld door De Nationale Assemblee zelf, wordt de orde binnen De Nationale Assemblee geregeld (art. 71 lid 2). Dit Reglement van Orde bevestigt ook de autonomie van De Nationale Assemblee ten opzichte van de overige nationale organen, zoals de Regering en de Rechterlijke macht. Vergelijk de kortgedingen van de kombinatie V7 en leden van V7 tegen de voorzitter van De Nationale Assemblee en De Nationale Assemblee als orgaan. Dit Reglement van Orde en de Grondwet (art. 83 Grw.) stellen vast, dat een vergadering niet mag beginnen als niet “meer dan de helft van de leden tegenwoordig is”, het quorum vereiste.

Met het vereiste van “de helft van de leden” wordt bedoeld de helft van het grondwettelijk aantal leden en dat aantal bedraagt volgens artikel 61 éénenvijftig (51) leden. Voor het bereiken van het “quorum” zijn daarom nodig zesentwintig (26) leden.

Voor het nemen van bepaalde, andere uitdrukkelijk vastgelegde besluiten is in zowel de Grondwet als het Reglement van Orde aangegeven, dat in die gevallen een meerderheid van tenminste tweederde (2/3) nodig is, hetgeen neerkomt op vierendertig (34) leden. Deze getallen zesentwintig (26) en vierendertig (34) zijn zeer belangrijk voor het funktioneren van De Nationale Assemblee als orgaan, het hoogste volksvertegenwoordigend orgaan van de Republiek Suriname. De bevoegdheden van De Nationale Assemblee. Om de “slagkracht” van De Nationale Assemblee aan te geven kan een opsomming van de belangrijkste bevoegdheden een indicatie geven. a. Artikel 71 De Nationale Assemblee is bevoegd te beslissen over alle wetsontwerpen, die aan haar ter goedkeuring worden aangeboden en deze, zo zij het nodig oordeelt, te wijzigen (art. 76 Grw.). Onder deze ontwerpen vormt de begroting een belangrijke categorie, omdat de begroting kan worden omschreven als de cijfermatige weergave van het te voeren beleid van de Regering voor het komende jaar.

b. Artikel 90 Hij, de President, Staatshoofd, Hoofd van de Regering, Voorzitter van de Staatsraad en de Veiligheidsraad heeft een verantwoordingslijn naar De Nationale Assemblee. Artikel 156 lid 5b stipuleert uitdrukkelijk:

” De verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van de Staat wordt, (onder overlegging van de door de Rekenkamer onderzochte rekening) aan De Nationale Assemblee gedaan naar de voorschriften van de wet.” c. De zelfstandige kontrole van De Nationale Assemblee.

Zelfstandig - dat wil zeggen zonder de medewerking van de Regering - heeft zij de belangrijke verantwoordelijkheid om de Regering te controleren in zijn doen en laten.

Deze verantwoordelijkheid is niet uitputtend in de wet geregeld, maar vindt zijn basis in het feit, dat De Nationale Assemblee het hoogste (volksvertegenwoordigend) orgaan is (artikel 55 Grw.) 1987) en dat het ongeschreven recht in de loop der tijden vorm en inhoud heeft gegeven aan dit adagium. Het budgetrecht is eveneens een duidelijk bewijs van deze ontwikkeling evenals het proces dat wordt genoemd het "parlementair stelsel". De Nationale Assemblee heeft op deze wijze een recht gekregen om de Regering te controleren en de Regering heeft op haar beurt de verplichting gekregen om verantwoording af te leggen aan De Nationale Assemblee. Voor het eerder genoemde doel, te weten de kontrole van de Regering, beschikt zij, De Nationale Assemblee, in het algemeen over de volgende middelen:

Het recht van initiatief;

Het recht van amendement;

Het recht om haar goedkeuring te onthouden aan ontwerpvoorstellen van de Regering;

Het recht van interpellatie;

Het recht van enquête;

Het vragenrecht;

Het recht om moties in te dienen. De moties van vertrouwen en de motie van wantrouwen vormen in dit kader een bijzondere categorie.

Paramaribo, Februari 2017 S.FrPolanen