Ons Staatsbestel - Aflevering 1

De positie van de President volgens de huidige Grondwet kan gekwalificeerd worden als een executieve President. Hij is zowel staatshoofd als regeringsleider en draagt op grond daarvan politieke verantwoordelijkheid. Deze positie wordt nog versterkt als hij ook nog leider is van zijn politieke partij. Het kiescollege van de President en de vice-President is De Nationale Assemblee, het hoogste volksvertegenwoordigend orgaan van de Republiek. Artikel 55 lid 1 brengt tot uiting, dat De Nationale Assemblee:” de souvereine wil van het Surinaamse volk tot uitdrukking brengt”. Hierdoor wordt de funktie van President en vice-President gelegitimeerd. De gekozenen mogen van (Grond-)rechtswege hun plaatsen innemen en funktioneren als President en vice-President van de Republiek Suriname. Gesteld kan daarom worden, dat zij voor een periode van vijf (5) jaar worden gekozen door het volk, direkt na de algemene verkiezingen.(artt. 90, 91Grw. 1987). De bevoegdheden van de President en vice-President van de Republiek zijn in de Grondwet geregeld. Hoofdstuk XII en XIII, m.n. afdeling 2 (twee) regelen deze bevoegdheden uitgebreid. De meest opvallende zijn: het bestuur of de uitvoerende macht (in de oude benaming), het opperbevel of oppergezag van de strijdkrachten, de leiding van de buitenlandse politiek, het recht van gratieverlening. De ministers en de vice-President zijn aan hem in laatste instantie verantwoordelijkheid verschuldigd en hij bepaalt of hij nog vertrouwen in hen heeft. In de Grondwet van 1975 was de funktie van President geheel anders geregeld. De President vervulde de funktie van ceremonieel Staatshoofd. Hij had geen politieke bevoegdheden en invloed. De minister-president droeg de politieke verantwoor-delijkheid. Deze funktionaris was ook politiek verantwoordelijk voor de daden van de President. De minister-president was de voorzitter van de Raad van ministers, maar de ministers droegen individueel politieke verantwoordelijkheid naar de volksvertegenwoordiging toe. De voorwaarde voor de minister-president en de ministers om te kunnen optreden naar buiten toe was het bezitten van het vertrouwen van de meerderheid van de leden van de volksvertegenwoordiging. Dit kon blijken uit een motie van vertrouwen. Wanneer geconstateerd werd, dat dit vertrouwen niet meer aanwezig was, dan moest de betrokken minister, ministers of de gehele Raad van ministers naar huis. Dit verlies van het vertrouwen kon blijken uit een motie van wantrouwen.

Indien die situatie zich voordeed dan waren er verschillende oplossingsmodellen.

  • 1.Er werd een nieuwe meerderheid gezocht binnen de volksvertegenwoordiging en de zittende Raad van ministers bleef aanzitten als die nieuwe meerderheid werd gevonden. 2. Er werden nieuwe verkiezingen uitgeschreven en op basis van die nieuwe uitslag en samenstelling van de volksvertegenwoordiging werd een nieuwe Raad van ministers samengesteld. Toonde de uitslag van de verkiezingen aan dat de samenstelling van de volksvertegenwoordiging precies gelijk was aan de vorige samenstelling dan mocht de zittende Raad blijven zitten en verder regeren. 3. Indien partijen na de verkiezingen elkaar niet konden vinden en er geen meerderheid kon worden gevonden om de nieuwe Raad te ondersteunen, dan kon het Staatshoofd besluiten om een niet politieke Raad, een Raad bestaande uit deskundige vakministers aan te stellen met als opdracht binnen een beperkte termijn (zes tot negen )maanden de politieke problemen op te lossen en nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Op die manier kon de uiteindelijke beslissing bij het volk gelaten worden.
  • De kabinetsformatie als middel, instrument om de souvereine wil van het volk tot uiting te brengen (art. 55 lid 1 Grw. 1987) in een executief presidentieel stelsel. Het legitimiteitsbeginsel houdt zich bezig met de vraag:” wie voor een bepaalde, van te voren vastgestelde periode, bevoegd zal zijn om vorm en inhoud te geven aan de welvaart en het welzijn van het volk van Suriname.” Deze vraag zal beantwoord moeten worden via de verkiezingen, waarbij iedere burger een stem kan uitbrengen door middel van het korrekt invullen van zijn/ haar stembiljet. De door het Onafhankelijk Kiesbureau voor de samenleving bindend vastgestelde uitslagen van deze verkiezingen zijn het uitgangspunt. Op grond van deze uitslagen zal beoordeeld moeten worden hoe de stem van het volk zal moeten worden vertaald in politieke termen en hoe de politieke macht moet worden verdeeld. Wie komt in aanmerking om aan dit verdelingsproces deel te nemen? Wie zal de leiding nemen en/ of geven aan het proces? Wie zal uiteindelijk in de koalitie banken plaats nemen, steunende op een (comfortabele) meerderheid en wie in de oppositiebanken, als de vertegenwoordiger van de minderheid?
  • Welke politieke partijen zullen deelnemen aan de formatie van de Raad van ministers en hoe zullen de getalsverhoudingen eruit zien? Wie zijn de kandidaten die zullen worden voorgedragen om de hoogste funkties voor een periode van vijf jaar in te vullen? Hoe zal de koalitie erin slagen om de tweederde, de grondwettelijk vereiste meerderheid in De Nationale Assemblee te halen om de verkiezing van President en vice-President mogelijk te maken? Dit gehele proces begint en eindigt met en bij de formele kabinetsformatie. Het berust op de artikelen 110 leden a. en c. en 90, 116 en 119 van de Grondwet van 1987, welke alsvolgt luiden.: ”a. De President is bevoegd tot het formeren van de Raad van ministers, na zich te hebben laten informeren, mede op grond van de uitslag van de verkiezingen”,en sub c. ” ...... het benoemen en ontslaan van de ministers.” ” 1. De President vormt met de vice-President en de Raad van ministers de Regering. Hij, de President, is Staatshoofd, Hoofd van de Regering, voorzitter van de Staatsraad en van de Veiligheidsraad.(art.90 Grw.)en het Bestuur (de uitvoerende macht in de oude terminologie) berust bij de President.(art. 99Grw. 1987) De vice-President is belast met de dagelijkse leiding van de Raad van ministers en is alszoanig verantwoording verschuldigd aan de President”, 2. “ De ministers vormen tezamen de Raad van ministers, welke wordt voorgezeten door de vice-President”. Deze organisatie vormt de ruggegraat van het Bestuur en de eerdergenoemde stappen vormen de voorbereidende weg naar de instelling daartoe.
  • In de volgende uitzending zullen we blijven stilstaan bij de rol en de funktie van De Nationale Assemblee als grondwettelijke counterpart van de Regering.

Paramaribo, Februari 2017 S.Fr.Polanen