Beter zakelijk Engels spreken? Op deze zes punten moet je letten

Veel Nederlanders spreken een aardig woordje Engels, maar dat betekent niet dat we ook altijd goed uit onze woorden komen in zakelijke situaties. Deze dingen gaan volgens taaltrainers nogal eens mis in de communicatie met geboren sprekers van het Engels.

Nederland staat op één in de English Proficiency Index (EPI), een ranglijst van de beheersing van het Engels in honderd niet-Engelstalige landen en regio's. Dat betekent dat Nederlanders de Engelse taal gemiddeld het best beheersen. Toch zijn er ook voor veel Nederlanders nog wel wat verbeterpunten, zien verschillende aanbieders van cursussen en trainingen zakelijk Engels. Zoals deze vijf:

Verbeterpunt 1: Geef het juiste antwoord op de vraag 'How are you?'

In contact met Britten en Amerikanen is 'How are you?' bijna altijd de eerste vraag, maar een echt antwoord lijken ze niet te verwachten. Hoe reageer je daar dan goed op? "Nederlanders vinden die vraag gek, oppervlakkig, overbodig en soms zelfs irritant", zegt Sue Soltis, taaltrainer bij Taalcentrum-VU. "Maar het is niet meer dan een stukje cultuur, net als dat Nederlanders mij feliciteren met de verjaardag van mijn buurvrouw." Volgens Soltis moet je het gewoon zien als onderdeel van de begroeting. Er is maar één gepast antwoord: 'Fine, thank you. How are you?'

“Waar wij Nederlanders graag zo weinig mogelijk woorden gebruiken, is het in het Engels juist beleefd om langer van stof te zijn.”

Verbeterpunt 2: Gebruik liever wat meer woorden

Je bedoelt het uiteraard niet onbeleefd, maar toch komt ons taalgebruik in het buitenland vaak zo over. Waar wij Nederlanders graag zo weinig mogelijk woorden gebruiken, is het in het Engels juist beleefd om langer van stof te zijn. Soltis: "Nederlanders schrijven al snel: 'Send me the report no later than tomorrow.' Dat wordt door Engelstaligen als onbeleefd gezien. Gebruik dus iets meer woorden en schrijf: 'Would you mind sending me the report no later than tomorrow?' Of: 'Could you please send me the report no later than tomorrow?'

Verbeterpunt 3: Weet wanneer je if of when gebruikt

Wil je een deal sluiten? Let dan extra goed op het betekenisverschil tussen if en when, schrijven De Taaltrainer en Language Partners bij veelgemaakte fouten op hun website. Beide kunnen 'als' of 'wanneer' betekenen, maar if is een stuk voorzichtiger, dat gebruik je als nog niet zeker is dat iets gaat gebeuren. When gebruik je alleen als het wel zeker is, maar nog niet bekend is wanneer. 'If we close the deal' betekent dus heel iets anders dan 'When we close the deal'.

Verbeterpunt 4: Zet altijd 'place before time'

In het Nederlands kunnen we tijdsbepalingen vooraan, halverwege én aan het eind van een zin zetten, maar het Engels is minder flexibel. Daarin geldt de regel place before time. Zeg of schrijf eerst waar iets gebeurt, en daarna pas wanneer. Soltis: "Zeg dus niet: 'She went last week to the conference', maar: 'She went to the conference last week'."

Verbeterpunt 5: Vermijd letterlijke vertalingen

Wie niet weet hoe hij iets moet zeggen, gaat letterlijk vertalen uit zijn eigen taal. Dat is niet gek, maar kan wel gekke situaties of verwarring opleveren. Soltis geeft een voorbeeld: "In het Nederlands zeg je: 'Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.' Maar als je dat letterlijk vertaalt, dan krijg je: 'I trust to have informed you sufficiently.' Maar daarmee geef je eigenlijk aan dat je niet openstaat voor verder contact. In het Engels is het gebruikelijk om juist uit te nodigen tot verder contact. Schrijf daarom: 'If you have further questions, please do not hesitate to contact me.'"

Ook de woorden hierbij en hiermee, die in het Nederlands heel normaal zijn, worden in het Engels veel minder gebruikt. Dus niet: 'Hereby I send you the requested documents', maar: 'Please find attached the requested documents'.

Verbeterpunt 6: Pas op voor 'false friends'

Probeer je naar het Engels te vertalen, kijk dan in het bijzonder uit voor 'false friends', waarschuwen Language Partners en De Taaltrainer allebei. Dit zijn woorden die in het Nederlands en het Engels heel erg op elkaar lijken, maar iets (heel) anders betekenen. Iets controleren is in het Engels bijvoorbeeld niet to control, maar to check. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het Nederlandse werkwoord willen en het Engels werkwoord will, en eventueel en eventual.