De praktijk orga de landsdienaren

De president heeft de leiding over de buitenlandse politiek. Hij bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde. Hij voert het oppergezag over de strijdkrachten. Het recht om landsdienaren(staatsdienaren) bij resolutie te benoemen is aan hem geattribueerd. De Trias- bevoegdheid, die de naam de uitvoerende macht heeft gekregen berust bij hem. De theorie van het bestuursrecht heeft in middels aangetoond, dat deze term achterhaald is. Zij dient te worden vervangen door de term bestuur. In de Kiesregeling wordt de President herhaaldelijk aangewezen als hoogste beroepsinstantie. De uitvoerende macht verandert hier in bestuursrechtelijk beroep. Wanneer de persoon van de President tevens voorzitter is van zijn politieke partij dan komt deze bevoegdheid in een bijzonder daglicht te staan en is de kans op de beschuldiging van partijdigheid groot aanwezig. Garanties als ” besluiten, na advies te hebben ingewonnen van een onafhankelijke instantie”, kunnen de kans op “bias” tot een minimum reduceren. Artikel90 van de Grondwet geeft ook een opsomming van de bevoegdheden van de President en stelt, dat hij is: Staatshoofd, Hoofd van de Regering, Voorzitter van de Staatsraad en Voorzitter van de Veiligheidsraad. Geen van beide opsommingen zijn kompleet, maar geven tenminste een indicatie van de “workload” van een President. Nergens wordt vermeld, dat hij ook een gewoon mens, zoals U en ik, maar dat terzijde. Artikel 80 van de Grondwet tenslotte bepaalt, dat de President, tegen de wil van de meerderheid van De Nationale Asemblee in, bevoegd is om zijn medewerking als Staatshoofd niet te verlenen en in plaats van het goedgekeurde ontwerp te bekrachtigen zijn veto uit te spreken en zijn handtekening niet te plaatsen als sluitstuk van de wetgevingsprocedure. (Vergelijk het gebruik van het veto-recht door de President van de Verenigde Staten van Noord-Amerika) Steeds zal moeten worden nagegaan of de President op regelmatige wijze, d.w.z. op correcte wijze, gebruik maakt van de hem bij verdrag, de Grondwet of de wet verleende bevoegdheden. Gelukkig hoeft de President niet in zijn eentje zich druk te maken over deze vraagstukken. De Regering, de vicepresident, de Raad van Ministers, de adviescolleges, het Kabinetvan de President en vele anderen staan tot zijn beschikking. Tot de vele anderen moeten ook gerekend worden de “landsdienaren, onderverdeeld in ambtenaren en arbeidscontractanten, de staatsdienaren.” Deze groep van medewerkers in dienst van de overheid zijn hiërarchisch gegroepeerd in de verschillende departementen, die onder leiding staan van een Minister en elk beschikken over een uitgebreide taakomschrijving per departement. Hun rechtspositie is bij afzonderlijke wet geregeld, nl. de Personeelswet, en bij rechtsgeschillen met de overheid kunnen zij beschikkenover een forum privilegiatum, nl. het Hof van Justitie, in eerste en hoogste aanleg. Binnen deze groep van staatsdienaren kunnen we weer onderscheid maken tussen de hiërarchisch ondergeschikten en de hiërarchisch niet ondergeschikten, de bestuursorganen, die een specifieke taak bij wet hebben geattribueerd gekregen en zich onderscheiden door hun speciale positie. Op basis van deze onderscheidingen zal ik in een volgende uitzending met U het kort-geding behandelen, dat door de Verenigde Hervorming partij, meer bekend als de VHP, de Nationale Partij Suriname, meer bekend als de NPS en twee belanghebbenden, t.w. de heren Mohabali, M.B. en Sardjoe, P.K. tegen o.a. de leden van het Centraal Hoofdstembureau, het op één na hoogst verkiezingsorgaan van de Republiek Suriname. De Kiesregeling en de Grondwet zullen hierbij onze leidraad zijn. Het kort-geding is gewezen op 5 februari 2016 en heeft als nummer A.R.no. 160282 en is ook terug te vinden in de master thesis van de oud-student van Dun Paul, Desi, MSC.

Paramaribo, April 2018,

Mr. S.Polanen