HET ONAFHANKELIJK KIESBUREAU
In vergadering bijeen op zondag 25 juni 2000
GELEZEN:
1.de verslagen van de openbare zitting van de Hoofdstembureaus d.d. 17 april 2000, waarbij ten openbare kennis werden gebracht de verzamellijsten van de geldig verklaarde kandidatenlijsten ten behoeve van de verkiezingen van de leden voor De Nationale Assemblee, de Ressortraden en de Districtsraden (vide artikelen 53, 69 en 84 van de Kiesregeling S.B. 1987 nr. 73, geldende tekst S.B. 1996 nr. 15).
2.het door het Centraal Hoofdstembureau op grond van artikel 133 van voormelde Kiesregeling opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 juni 2000 vermeldende de vaststelling van de uitslag van de op 25 mei 2000 gehouden algemene verkiezingen van leden voor De Nationale Assemblee, de Ressort- en de Districtsraden;
3.de verslagen opgemaakt door de leden en plaatsvervangende leden van het Onafhankelijk Kiesbureau alsmede de verslagen van de toezichthouders aangewezen door het Onafhankelijk Kiesbureau, van de door hen volgens artikel 2, lid 4b en c van de Kiesregeling, uitgeoefend toezicht bij de op 25 mei 2000 gehouden algemene verkiezingen;
4.het proces-verbaal van het Centraal Hoofdstembureau d.d. 14 juni2000
5.het proces-verbaal van het Hoofdstembureau kiesdistrict III (Nickerie) de dato 31 mei
en 2 juni 2000;
6.het schrijven van de HPP d.d. 28 mei 2000 aan het Onafhankelijk Kiesbureau;
7.het bezwaarschrift gericht aan het Hoofdstembureau van het kiesdistrict III
(Nickerie) d.d 29mei 2000 van de kiezers :
8.het bezwaarschrift gericht aan het Centraal Hoofdstembureau d.d.14 juni 2000
van voormelde;
9.het schrijven van het Hoofdstembureau III (Nickerie) naar aanleiding van het
bezwaarschrift van voormeldekiezers d.d. 23 juni 2000 aan het Onafhankelijk
Kiesbureau gericht aan het Centraal Hoofdstembureau d.d. 14 juni 2000 aan
het Onafhankelijk Kiesbureau;
10.het schrijven van 15 juni 2000 van de HPP aan het Onafhankelijk Kiesbureau;
11. de rapportage van de toezichthouders van het Onafhankelijk Kiesbureau:
O. Dewanchand, Ing. Premchand en Tjon Tjauw Liem;
12. de notulen van het Hoofdstembureau Kiesdistrict III (Nickerie) d.d. 31 mei 2000 en2 juni 2000;
Gehoord
1.Het bezwaarschrift van de kiezers/ requiranten:
a.Bhoepkaran Mohabier, ID no. DU 006190M, wonende aan de Annastraat 33;
b.Dawoed Khodabaks, ID no. EG 011942 M, wonende aan de Skrivimankotiestraat;
c.Dienesh Bhaggoe, ID no. EB 008976M, wonende aan de Djakartaweg 6c;
d.Ronald L.Meghoe, ID no.DV 001604 M, wonende aan de R.Bharosstraat 7;
e.Chandrawadan Kisoensingh ID no. EA 008996 M, wonende aan de Walther Hewittstraat 20;
2.de leden van het Hoofdstembureau d.d. 14 juni 2000;
3.de voorzitter en plaatsvervanger voorzitter van stembureau 313 en 326;
4.de toezichthouders A. Premchand, O. Dewchand en G.O. Tjon Tjauw Liem;
5.mevrouw L. Oemraw, vertegenwoordiger van Megrez International N.V. i.o.
GELET OP:
1.de artikelen 60, 61, 162 en 163 van de Grondwet van de Republiek Suriname;
2.de Kiesregeling (S.B.1987 nr.73, geldende tekst S.B.1996 nr.15) in het algemeen en de artikelen120 lid 2 sub d, 121 lid 2, 122, 125, 126, 132 lid 6 en 133 in het bijzonder;
3.het Kiesbesluit (S.B. 1987 No.82, geldende tekst 1996 No. 26)
4.het Decreet Politieke Organisaties (S.B. 1987 No. 61)
5.het Presidentieel Besluit van 28 juli 1999 No. PB 011/99 (S.B. 1999 No. 53) ter uitvoering artikel 86 van voormelde Kiesregeling, waarin vervat het besluit van De Nationale Assemblee om zijn zittingsduur in te korten.
6. het Burgerlijk Wetboek (GB 1868, no. 14) de artikelen 1341,1356, 1358, 1902 lid 2,
1926, 1927, 1928 en 1929
OVERWEGENDE:
dat de wetgever de bevoegdheid van het Onafhankelijk Kiesbureau in een open norm heeft vastgelegd, dat wil zeggen geen criteria heeft aangegeven volgens welke de beoordeling “bindend verklaring van de uitslag van de verkiezingen” dient te worden gegeven;
dat in artikel 1 van voormelde Kiesregeling deze bevoegdheid tot beoordelen in nevenschikking is geplaatst met de toezichthoudende taak van het Onafhankelijk Kiesbureau en dit artikel in samenhang met artikel 134 van de Kiesregeling dient te worden gelezen;
dat derhalve het oordeel van het Onafhankelijk Kiesbureau behoort te steunen op het resultaat van het toezicht dat door of namens het Onafhankelijk Kiesbureau is uitgeoefend;
dat het systeem van de Kiesregeling met zich meebrengt dat bij de beoordeling van de resultaten van de verkiezingen het proces-verbaal van het Centraal Hoofdstembureau voor de beoordeling van het cijfermatig gedeelte van de verkiezingen, de aanwijzing van de gekozenen en de verdeling van de zetels op alle niveaus van wezenlijk belang is;
dat het participatiebeginsel, zoals verwoord in de artikelen 52, 53 en 54 van de Grondwet van de Republiek Suriname onder het hoofdstuk “Beginselen van een democratische staatsordening” de overheid de verplichting oplegt de burgers, al of niet in georganiseerd verband, te weten in de vorm van politieke organisaties, zoveel als mogelijk te faciliteren deel te nemen aan de algemene verkiezingen;
dat deze verplicht onder meer inhoudt, het opnemen van alle kiesgerechtigden op de correct samengestelde kiezerslijsten;
dat gebleken is, dat een aantal kiesgerechtigden
a.ten onrechte was afgevoerd of niet voorkwam op de definitieve kiezerslijst
ofb.zijn/haar oproepingskaart ten onrechte niet had ontvangen;
dat volgens het systeem van voormelde Kiesregeling (art. 97 lid 2 en 90 lid 4) om toegelaten te worden tot de stemming, het voorkomen op de kiezerslijst en het bezitten van een oproepingskaart twee bijzonder belangrijke voorwaarden zijn;
dat deze problemen op de dag der stemming door de bevoegde autoriteiten tijdig zijn onderkend;
dat de Minister van Binnenlandse Zaken op basis van deze onderkenning de nodige maatregelen heeft getroffen teneinde aan de belanghebbende kiesgerechtigden alsnog de gelegenheid te bieden om op rechtsgeldige wijze hun stem uit te brengen en van hun burgerrecht gebruik te maken;
dat ingevolge deze maatregelen alle kiezers die in het bezit zijn van een oproepingskaart en een I.D.-kaart, maar niet voorkomen op de kiezerslijst van het stembureau waarnaar zij zich moeten vervoegen wel tot de stemming moeten worden toegelaten; en
dat alle kiezers die in het bezit zijn van een I.D.-kaart en voorkomen op een kiezerslijst van het stembureau waar zij zich moeten vervoegen, doch niet in het bezit zijn van een oproepingskaart, worden wel tot de stemming toegelaten;
dat, blijkens het hiervoren voormelde proces-verbaal d.d. 14 juni 2000, het Centraal Hoofdstembureau de door de Hoofdstembureaus van de Kiesdistricten I (Paramaribo), II (Wanica), III (Nickerie), IV (Coronie), V (Saramacca), VI (Commewijne), VII (Marowijne), VIII (Para), IX (Brokopondo) en X (Sipaliwini) opgemaakte processen-verbaal van de gehouden openbare zittingen van de op 25 mei 2000 gehouden algemene verkiezingen heeft onderzocht en gecontroleerd en op grond hiervan, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 129, 130, 131 en 132 vanvoormelde Kiesregeling, de uitslag heeft vastgesteld van de verkiezingen van de leden voor De Nationale Assemblee, de Ressortraden en Districtsraden;
dat blijkens brieven van de Hernieuwde Progressieve Partij d.d. 28 mei 2000 en 15 juni 2000 aan het Onafhankelijk Kiesbureau alsmede voormeld proces-verbaal van het Centraal Hoofdstembureau, zijdens de kiezers Bhoepkaran Mohabier, Dawoed Khodabaks, Dienesh Bhaggoe, Ronald L.Meghoe en Chandrawadan Kisoensingh allen wonende in het Kiesdistrict III (Nickerie) bezwaren met betrekking tot de in het Kiesdistrict Nickerie gehouden verkiezingen van leden voor De Nationale Assemblee zijn ingediend;
1.dat het systeem van de Kiesregeling voorschrijft, dat bezwaren kunnen worden ingediend op alle niveaus en tijdens de zitting van het betrokken verkiezingsorgaan (zie art. 122 lid 1, 125 lid 2 en 132 lid 6) door de kiezers, die in het lokaal aanwezig zijn.
dat de ondertekenaars van het bezwaarschrift het Onafhankelijk Kiesbureau tijdens zijn onderzoeken, Nickerie hebben meegedeeld:
a.dat zij op geen der stembureaus de telling hebben meegemaakt, derhalve niet in het lokaal aanwezig waren en dus niet hebben voldaan aan de vereisten om bezwaren in te dienen op de stembureaus en met name niet op de stembureaus 313 en 326
b.dat zij op het Hoofdstembureau een bezwaarschrift d.d. 29-05-2000 hebben ingediend overeenkomstig de wettelijke vereisten
c.dat zij op de zitting van het Centraal Hoofdstembureau een ander en uitgebreider bezwaarschrift d.d. 14-06-2000 hebben ingediend.
2.dat de vijf voormeldekiezers verder te noemen “verzoekers” van hun bezwaarschrift gericht aan het Centraal Hoofdstembureau d.d. 14 juni 2000 aangeven dat zij krachtens art. 125 jo. 126 van de Kiesregeling (SB 1996 no. 15) tijdens de zitting van het Hoofdstembureau Nickerie van 31 mei 2000, een bezwaarschrift d.d. 29 mei 2000 hebben ingediend, waarin de volgende bezwaren in het proces-verbaal van voormeld Hoofdstembureau d.d. 31 mei 2000 zijn opgenomen:
3.dat het merkelijk verschil in de resultaten van de uitslag van het Kiesdistrict III
tussen de uitslag zoals vastgesteld door het Hoofd Stembureau op basis van de door
de stembureaus ingeleverde processen-verbaal en de door vijf kiezers voornoemd
op basis van hun via Internet verkregen gegevens vastgestelde resultaten van de
verkiezingen van het aantal van 114 stemmen, gerede aanleiding was om te
vermoeden, dat dit een merkelijk verschil in de zin van artikel 126 Kiesregeling zou
kunnen opleveren;
Dat dit gegeven voor het Hoofd Stembureau aanleiding vormde om hertelling in de zin van art. 126 te overwegen en deze overweging aan de kiezers kenbaar te maken;
4.dat naar aanleiding van bovengenoemde bezwaren voormeld Hoofdstembureau heeft beslist en in zijn voormeld proces-verbaal heeft opgenomen:
dat op de processen-verbaal geen bezwaren zijn gemaakt op de dag der telling van de stemmen.
dat het Hoofdstembureau heeft beslist de hertelling te laten plaatsvinden op 2 juni 2000 om 9.00 v.m.
5.Dat uit verkregen bewijsmateriaal( t.w. de brief van Megrez International N.V. i.o.) en hetuit eigen onderzoek verkregen bewijs heeft aangetoond, dat het merkelijk
verschil van 114 stemmen op de Internet uitdraai werd opgeleverd door een niet
bestaand 32e stembureau;
Dat hierdoor de door art.126 vereiste gronden voor hertelling kwamen weg te vallen;
Dat het Hoofd Stembureau met toepassing van het in de Grondwet als basisbeginsel voor de beleving van de democratie gehanteerde participatie beginsel desalniettemin heeft besloten om tot hertelling van de resultaten van de verkiezingen van kiesbureau 313 en 326 over te gaan;
6.dat vervolgens het Hoofdstembureau per proces-verbaal d.d. 2 juni 2000 als volgt heeft besloten:
7.Dat deze hertelling de bewering van het bestaan van een merkelijk verschil geenszins heeft kunnen ondersteunen noch onderbouwen;
8.dat verzoekers in punt 6 van voornoemd bezwaarschrift aan het Centraal Hoofdstembureau aangeven, dat het betreffende Hoofdstembureau tijdens zijn zitting van 2 juni 2000 de hertelling heeft gelast van de stembureaus 313 en 326, zulks in strijd met het gestelde in het proces-verbaal van 31 mei 2000 van het betreffende Hoofdstembureau nl. dat er een hertelling plaatsvindt van de stemming.
9.dat verzoekers in punt 8 van hun bezwaarschrift aangeven dat hiertegen terstond protest is aangetekend en dat zij de handelingen van het Hoofdstembureau bestempelen als te zijn in strijd met de met name genoemde beginselen van behoorlijk bestuur.
10.dat verzoekers in punt 9 en 10 van hun bezwaarschrift aangegeven, dat het besluit van het betreffende Hoofdstembureau d.d. 31 mei 2000 niet is ingetrokken of herzien en derhalve het enig rechtens tot stand gekomen besluit is resp. hun bezwaarschrift d.d. 29 mei 2000 nog overeind staat.
Overwegende betreffende bovengenoemde bezwaren van verzoekers
11.dat na onderzoek gebleken is dat in geen der procesverbalen van de 31 stembureaus van voormeld Kiesdistrict gewag is gemaakt van onregelmatigheden, met name niet in die van de Kiesbureaus 313 en 326. Ten overvloede is ter zitting van een Onafhankelijk Kiesbureau te Nw. Nickerie d.d. 21 juni 2000 desgevraagd door zowel de voorzitters en leden van de betreffende stembureaus als de coördinatoren van de door het Onafhankelijk Kiesbureau aangewezen toezichthouders verklaard, dat zich geen noemenswaardige onregelmatigheden tijdens de respectieve zittingen op 25 mei 2000 hebben voorgedaan.
12.dat ter voornoemde zitting van het Onafhankelijk Kiesbureau de navolgende verklaringen zijn afgelegd :
vernomen over “het niet goed tonen van de stembiljetten op stembureau 313 resp. het goedkeuren van stembiljetten, welke niet van een stempel waren voorzien”
313 en 326 voorgevallene niet de direkte aanleiding is geweest van de bezwaren, maar dat in het bezwaarschrift stembureaus met name genoemd
moesten worden om rechtsingang te krijgen, weshalve stembureaus 313 en 326met name zijn vermeld.
13.dat alle verzoekers tijdens voornoemde zitting desgevraagd hebben verklaardzelf geen onregelmatigheden, wel terstond gecorrigeerde onnauwkeurigheden hebben waargenomen,resp. dat twee verzoekers van partijgenoten hebben gehoord over onnauwkeurigheden in casu verschil in uitkomst van de telling van de op HPP-kandidaten van de uitgebracht stemmengedaan door de stembureaus ener- en die door partijgenoten anderzijds:
a).O.S. Hamptoncourt:2 stemmen
b)O.S. Clarapolder:2 stemmen
c)Van Pettenpolder:3 stemmen
14.dat het Onafhankelijk Kiesbureau bij zijn onderzoek ter plaatse in Nickerie na het horen van 4 van de 5 ondertekenaars van het bezwaarschrift op grond van de door hen geproduceerde verklaringen geen enkele deugdelijke grond heeft kunnen vaststellen, die het schriftelijk vastgelegde bezwaarschrift kan ondersteunen noch onderbouwen;
Dat integendeel de bezwaarden zelf verklaarden dat de door hen geproduceerde bewijsgronden van dien aard waren, dat deze geenszins de beweringen zouden kunnen ondersteunen noch onderbouwen;
Dat het Onafhankelijk Kiesbureau
a. op grond van de beoordeling van de besluitenvan het Hoofd Stembureau en de
gronden die daartoe hebben geleid
b. op grond van de beoordeling, dat hetbezwaarschrift van de 5 klagersberust
op feiten en omstandigheden, die niet bewezenkunnen worden;
van oordeel is, dat het Hoofd Stembureau terecht tot zijn oordeel heeft kunnen komen;
15.datdoor de verzoekers ingediende bezwaren betreffende “ongeregeldheden op stembureaus 313 en 326 en nog andere stembureaus” op grond van onze bovenstaande naar ons oordeel terecht door het betreffende Hoofdstembureau als ongegrond zijn aangemerkt, aangezien voormelde verklaringen niet met ieder van wetenschap zijn omkleed en gekwalificeerd dienen te worden, als er gissing bij redenering opgemaakt. Ingevolge artikel 1928 van het BW dienen aan deze verklaringen derhalve rechtens geen waarde te worden gehecht.
Overwegende
16.dat verzoekers blijkens hun eerder genoemd bezwaarschriftgericht aan het Hoofdstembureau te Nickerie de in de voorgaande overwegingen bedoelde “ongeregeldheden” in verband hebben gebracht met een verschil in de uitkomst van de totaal op HPP-kandidaten uitgebrachte stemmengenoteerd door het Hoofdstembureau enerzijds en Internet (http://www.cq-link.sr/$$View Template+for+ResDNA+per+partij?OpenFom&Start=1&Count=100&Expand=4. anderzijds.In casu gaf de betreffende computer outprint een totaal aan van 1862 en de verzamelstaat van het Hoofdstembureau een van 1748 voor de HPP, zijnde 114 stemmen minder.
17.dat ons is gebleken, dat dit stemmenverschil niet staande de zitting van het Hoofdstembureau d.d. 31 mei 2000 kon worden verklaard, reden waarom het verzoek om een hertelling van de stemmen in zijn proces-verbaal d.d. 31 mei 2000is opgenomen.
18.dat het Hoofdstembureau bij aanvang van zijn zitting d.d. 2 juni 2000 mondeling heeft verklaard en nader toegelicht, dat inmiddels uit een na zijn zitting van 31 mei 2000 gepleegd onderzoek, een verklaring is gevonden voor het stemmenverschil van 114. In casu zou het verschil zijn toe te schrijven aan het feit dat debewuste Internet gegevens, welke duidelijk aangevenvoorlopige gegevens te zijn, melding maken van een additioneel stembureau ( een niet bestaand 32ste stembureau) waarop 114 stemmen op de HPP zijn uitgebracht; zulks is per brief d.d. 2 juni 2000 van MEGREZ International, dat door het Centraal Hoofdbureau met de Website was belast uitdrukkelijk bevestigd. Daar komt nog bij dat op de website was vermeld dat het om onofficiële uitslagen ging waaraan geen rechten ontleend kunnen worden. Dat naar analogie van artikel 1927 BW het Hoofdstembureau bevoegd was een oordeel te vellen over de waarde van dit bewijs. Op grond van bovenstaande en kennelijk met de bedoeling de in de Grondwet vastgelegde democratische beginselen van participatie en representatie van de verzoekers te bevredigen, is het eindbesluit genomen om de oorspronkelijk voorgenomen hertelling te beperken tot de met name in het bezwaarschrift van verzoekers d.d. 29 mei 2000 genoemde stembureaus 313 en 326 te doen hertellen.
19.dat het betreffende Hoofdstembureau middels het verstrekken van bovenbedoelde toelichting bij aanvang van zijn zitting naar ons oordeel terecht heeft besloten om niet alle, maar slechts twee nl. de met name in het bezwaarschrift genoemde stembureaus 313 en 326 te doen hertellen.
20.dat evenwel de onderbouwing en de motivatie van het oordeel niet zorgvuldig zijn geschied, hetgeen aan de inhoud van het besluit geen afbreuk vermag te doen;dat de zinsnede uit het proces-verbaal van het Hoofd Stembureau t.w………… duidelijk aangeeft, dat het Hoofd Stembureau van oordeel was, dat het democratischrechtsgevoel van ieder individuele kiezer zorgvuldig op zijn juiste waarden moet worden geschat, wanneer deze overeenkomstig de Kiesregeling een bezwaar c.q. bezwaarschrift ter bestemder plaatse indient;
dat het Onafhankelijk Kiesbureau dat oordeel onderschrijft;
datde hertelling niet heeft opgeleverd het merkelijk verschil dat door de klagers was aangegeven;
21.dat blijkens het proces-verbaal van de zitting van het betreffende Hoofdstembureau d.d. 2 juni 2000 de oorspronkelijke telling van op HPP uitgebrachte stemmen op stembureau 313 zeven mutaties hebben ondergaan bij hertelling, terwijl zich bij die van stembureau 326 geen enkele mutatie heeft voorgedaan; bijde hertelling der stemmen van beide genoemde stembureaus zijn geen ongeregeldheden door de kiezers geconstateerd en voor zover nodig is de reden van ongeldig verklaring of twijfel over de geldigheid van het stembiljet op vertoon van het stembiljet terstond in het openbaar gecorrigeerd.
22.dat op grond van voorgaande de uitslag van de hertelling van de op de kandidaten van de HPP uitgebrachte stemmen op de stembureaus 313 en 326, reglementair vastgesteld en dat de bezwaren van verzoekers over de in punten 10 tot en met 20 nader toegelichte twijfels over de telling, toepassing van de Kieswet (SB 1996 no. 15), deskundigheid en onpartijdigheid van het betreffende Hoofdstembureau rechtens niet relevant zijn en aan deze derhalve door ons aan voorbij wordt gegaan
23.dat de vraag of de kiezers bevoegd waren achteraf vast te stellen, dat er
zich onregelmatigheden op de stembureaus hebben voorgedaan ontkennend moet
worden beantwoord
dat de vraag of de kiezers tijdens de zitting van het Hoofdstembureau bezwaren
mochten inbrengen bevestigend moet worden beantwoord.
dat de vraag of de inhoud van het bezwaarschrift van algemene aard mocht zijn
ontkennend moet worden beantwoord, aangezien art. 125 jo. 126 KR voorschijven dat de bezwaren
a.niet onaannemelijk moeten zijn voor het Hoofdstembureau
b.van zodanig ernstige aard, en gegrond zijn
c.dat sub a en b moeten leiden tot de konklusie:
dat er ontstaat een merkelijk verschil en de uitslag der telling
dat het Hoofdstembureau na beoordeling van het bezwaarschrift d.d. 29-05-2000tot
het oordeel heeft kunnen komen, dat de bezwaren niet gegrond waren, dat het Hoofd Stembureau evenmin verplicht was over te gaan tot hertelling op basis van haar toezegging van 31 mei 2000 aan de kiezers, aangezien de hertelling slechts mag plaatsvinden op basis van de wettelijke voorschriften (art. 126 KR)
dat het adagium “pacta sunt servanda” (gemaakte afspraken dienen onvoorwaardelijk te worden nagekomen) reeds eeuwen geleden is verlaten
dat derhalve ingevolge art 1358 juncto 1341, 1356 van het Burgerlijk Wetboek, de gedane toezegging niet hoeft te worden nagekomen aangezien zij in strijd is met art 126 lid 1 van de Kiesregeling.
dat het Onafhankelijk Kiesbureau op grond van zijn eigen onderzoek tot dezelfde konklusie is gekomen
dat het systeem van de Kiesregeling voorschrijft, dat bezwaren kunnen worden ingediend op alle niveaus en tijdens de zitting van het betrokken verkiezingsorgaan (zie art. 122 lid 1, 125 lid 2 en 132 lid 6) door de kiezers, die in het lokaal aanwezig zijn.
overeenkomstig de wettelijke vereisten
dat de vraag of de kiezers bevoegd waren achteraf vast te stellen, dat er zich onregelmatigheden op de stembureaus hebben voorgedaan ontkennend moet worden beantwoord
dat de vraag of de kiezers tijdens de zitting van het Hoofdstembureau bezwaren mochten inbrengen bevestigend moet worden beantwoord.
dat de vraag of de inhoud van het bezwaarschrift van algemene aard mocht zijn
ontkennend moet worden beantwoord, aangezien art. 125 jo.126 KR voorschijven dat de bezwaren
d.niet onaannemelijk moeten zijn voor het Hoofdstembureau
e.van zodanig ernstige aard, en gegrond zijn
f.dat sub a en b moeten leiden tot de konklusie:
dat er ontstaat een merkelijk verschil en de uitslag der telling
dat het Hoofdstembureau na beoordeling van het bezwaarschrift d.d. 29-05-2000tot het oordeel heeft kunnen komen, dat de bezwaren niet gegrond waren
dat het Onafhankelijk Kiesbureau op grond van zijn eigen onderzoek tot dezelfde konklusie is gekomen
dat het Centraal Hoofdstembureau tot dezelfde konklusie is gekomen maar de zaak heeft overgelaten aan het oordeel van het Onafhankelijk Kiesbureau
dat de vraag gesteld kan worden of er inderdaad sprake is geweest van een werkelijk verschil, aangezien de ondertekenaars als uitgangspunt van hun bezwaarschrift hebben aangemerkt de outprint van het Internet (http://www.cq-link.sr/$$View Template+for+ResDNA+per+partij?OpenFom&Start=1&Count=100&Expand=4. dat deze vraag reeds onkennend beantwoord is in het 14 e “dat” der overwegingen;
BESLUIT;
Krachtens artikel 1 lid 1 en artikel 134 van de Kiesregeling (S.B. 1987 nr. 73, geldende tekst S.B. 1996 nr.15 ).
Het bezwaarschrift niet op zijn inhoud puntsgewijs te beoordelen nu gebleken is dat het uitgangspunt t.w. een merkelijk verschil van 114 stemmen in de zin van art. 126 Kiesregeling niet door feiten noch omstandigheden kan worden bewezen;
dat daardoor de gehele bewijsvoering volledig wegvalt;
dat de uitslag van het Hoofdstembureau zoals vastgelegd in zijn proces-verbaal van 2 juni 2000 ingevolge de Kiesregeling art @in de plaats moet worden gesteld van de uitslag van de stembureaus 313 en 326;
dat deze uitslag in het proces-verbaal van het Centraal Hoofdstembureau is opgenomen;
dat het Onafhankelijk Kiesbureauop basis van dit in dier voege gewijzigde proces-verbaal van hetHoofdstembureau verklaart te zijn in overeenstemming met de wet en dit gewijzigd proces-verbaal accepteert als grond voor de beoordeling van de verkiezingen van de leden voor de De Nationale Assemblee van het Kiesdistrict III (Nickerie)
I.voor de samenleving bindend vast te stellen de uitslag van de op 25 mei 2000
gehouden algemene verkiezingen van de leden voor De Nationale Assemblee voor
de volgende Kiesdistricten te weten: Kiesdistrict III (Nickerie)
II.de inhoud van dit proces-verbaal in een openbare bijeenkomst, te houden op2000 bekend te maken;
III.te bepalen dat dit proces-verbaal in het Advertentieblad van de Republiek Suriname, alsmede de nieuwsbladen zal worden gepubliceerd;
IV.van het vorenstaande afschrift te zenden aan de President van de Republiek Suriname, De Nationale Assemblee, de Minister van Binnenlandse Zaken, het Centraal Hoofdstembureau, de Directeur van Binnenlandse Zaken en de Politieke organisaties.
Paramaribo,2000
Het Onafhankelijk Kiesbureau,
Mr. S. Fr. Polanen-Voorzitter
E. B.M. Alexander-Vanenburg - Lid
Drs. W. W. Dwarkasing-Lid
F.M. Eliazer - Lid
Mr. V.P. Jadoenathmisier- Lid
E.F. Leilis -Lid
Drs. P. Rogers -Lid
Mr. R.A. Soerdjbalie -Lid
J.R. Uden -Lid
Mr. F. H. de Vries -Lid
Mr. A.E. Debipersad-plv. Lid
Drs. M.E. Levens-plv. Lid
Ds. M. I.L. Slagtand-plv. Lid