Vervolg van de hiërarchische rangorde van de regelgeving

Indien de besluiten, die genomen zijn in het kader van de organogrammatische indeling van de organen door de Grondwet zelf een hiërarchische volgorde hebben, dan is het logisch, dat deze volgorde ook voor de organen geldt. Het is daarom niet logisch en verwachtbaar, dat de Distriktsraad (artikel 169 Grw. 1987) zich zal bezig houden met het slaan van wetten in formele zijn. Die bevoegdheid is gegeven aan de Regering en De Nationale Assemblee. De Nationale Assemblee is wel bevoegd om vóóraf – dwz. preventief- te kontroleren of de besluiten van de Distriktsraad wel in overeenstemming zijn met de wet of de Grondwet en bij strijdigheid de (ontwerp- )Distriktsverordening te vernietigen. De Regering op zijn beurt heeft de bevoegdheid om repressief – dwz. achteraf – wanneer de Distriktsverordening reeds tot stand is gekomen en geen algemeen de burgers bindende regels bevat, deze Distiktsverordening te schorsen en de uitvoering te verhinderen. In beroep kan de Distriktsraad vervolgens naar De Nationale Assemblee gaan, die bevoegd is het laatste woord te spreken en zodoende het rechtsgeschil op te lossen. Uit het voorgaande kan worden afgeleid, dat er ook onder de regelgevers een hiërarchische orde bestaat, die moet worden gehandhaafd om het systeem in stand te houden. Goedkeuring, toezicht,toetsing en vernietiging zijn daarbij de sleutelwoorden. De rangorde kan alsvolgt worden weergegeven: 1. Onder opper- toezicht van de President van de Republiek (Staatshoofd) en leiding van de minister van Buitenlandse Zaken en zijn - de - ambtenaren, waaronder het Corps Diplomatique van Suriname, die betrokken zijn bij het sluiten van verdragen en overeenkomsten met internationale organisaties.2. De Grondwetgever (artikel 72 sub b. jo. 181 lid 2 sub a. jo. 70 Grw. 1987) dat is het complex-orgaan De Nationale Assemblee en de Regering.3. De Regelgever van de Republiek Suriname (artikel 70 Grw. 1987)4. De Regering van de Republiek Suriname (artikel 117 Grw.)5. De Distriktsraad (artikel 170 Grw)

Het systeem van een hiërarchisch overzicht van de bevoegdheden en de organen, die als de bevoegde organen, bevoegd om de eerder aangehaalde bevoegdheden uit te oefenen, is zeer geschikt gebleken om de Trias strukturen te analyseren en een snel in- en overzicht te krijgen van de samenhang van de bevoegdheden en de daarmee gepaard gaande organisatie.Voor het goede begrip van het Trias element het Bestuur in Suriname, dat door de Grondwet van 1987 is geattribueerd aan de executieve President van Suriname, heeft de erudiete jurist Frederik Troon het Staatsbesluit 1996 no. 54 ontwikkeld en doen vastleggen. Voor de duidelijkheid wordt er hier op gewezen, dat onder het begrip “Bestuur” wordt verstaan datgene, dat vroeger onder het begrip “Uitvoerende Macht” werd verstaan. De theorie heeft inmiddels vastgesteld, dat het begrip “Uitvoerende Macht” te beperkt was en isen uitgebreid diende/ dient te worden met de bevoegdheid om materieel bestuursrecht te formuleren in de vorm van bestuursrechtelijk recht, bestuursrechtelijke wetten dus en de bevoegdheid om bestuursrechtelijke rechtsgeschillen op te lossen met de mogelijkheden, die artikel 135 van de Grondwet 1987 bood/biedt. Artikel 135 Grondwet stelt: ” 1. De wet kan de beslissing van rechtsgeschillen, niet uit burgerrechtelijkebetrekkingen ontstaan, aan administratieve (bestuursrechtelijke SFr.P) rechters opdragen.(..........)2.In de gevallen als in het vorige lid bedoeld kan ook adminstratief (bestuursrechtelijk SFr.P)beroep worden open gesteld. Dit beroep sluit de bevoegdheid van de Rechterlijke Macht slechts uit voor zover dit uit de wet voortvloeit.”

Op grond van het voorgaande kan de volgende opsomming worden gegeven van de rangorde van de bestuursrechtelijke besluiten in de Republiek Suriname:1. Het Presidentieel besluit ter uitvoering van een Grondwettelijke opdracht.2.De Resolutie ter uitvoering van een wettelijke opdracht.3. Het (zelfstandig) Staatsbesluit ter onderscheiding van het Staatsbesluit ter uitvoering van een wettelijke opdracht.4.De ministeriele beschikking.5.De feitelijke handeling.De bevoegde organen zijn1.De President in zijn hoedanigheid van Staatshoofd.2.De executieve Presidentin zijn hoedanigheid van hoofd van de Regering.3.De Regering.4. De daartoe bevoegde Minister.5.De bevoegde organen, waaronder de ambtenaren, binnen de kring van de aan hen opgedragen werkzaamheden.

De President kan: “Artikel 110 Grw. 1987a.ministers benoemen en ontslaan;b. goedgekeurde staatsbesluiten bekrachtigen;c. besluiten van de Raad van Ministers en van Ministers schorsen end. benoemen, schorsen en ontslaan van personen met enige overheidstaak belast, voorzover deze bevoegdheid niet aan een ander staatsorgaan is voorbehouden...”

Ik spreek de wens uit, dat ik met deze analyse U een goed beeld hebt kunnen geven van het Ons staatsbestel.