Samenvatting President/ instituut Grondwet 1992/1987 De regering

De Regering

Artikel 116 1. De President vormt met de Vice-President en de Raad van Ministers de Regering. De Vice-President is belast met de dagelijkse leiding van de Raad van Ministers en is als zodanig verantwoording verschuldigd aan de President.

2. De Regering is verantwoording verschuldigd aan De Nationale Assemblee.

Artikel 117

Door de Regering worden staatsbesluiten vastgesteld. Bepalingen door straffen te handhaven, worden in die staatsbesluiten niet gemaakt, dan krachtens de wet. De wet regelt de op te leggen straffen.

Artikel 118

De wijze van afkondiging van wetten en staatsbesluiten en het tijdstip waarop zij aanvangen verbindend te zijn, worden door de wet geregeld.

DERDE AFDELING

De Raad van Ministers

Artikel 119

1. De Raad van Ministers is het hoogste uitvoerende en administratieve orgaan van de Regering.

2. De Ministers vormen tezamen de Raad van Ministers, welke wordt voor gezeten door de Vice-President.

3. De Raad van Ministers heeft tenminste één vice-voorzitter.

Taken van de Raad van Ministers

Artikel 122[1] Onverminderd hetgeen in het Reglement van Orde voor de Raad van Ministers is bepaald, heeft de Raad van Ministers tot taak:

a. het voeren van het door de Regering vastgestelde beleid;

b. het voor bereiden van producten van wetgeving en bestuur;

c. het toezicht houden op het richtig uitvoeren van genomen beslissingen waarvan de uitvoering aan hem is opgedragen;

d. het voorbereiden en uitvoeren van een slagvaardig beleid;

e. het leiding geven aan beleidsorganen een de supervisie van de administratieve functies van de plaatselijke organen door middel van de betreffende ministeries. Taken van de leden van de Raad van Ministers Artikel 123[2] 1. De leden van de Raad van Ministers zijn belast met de leiding van hun respectieve ministeries en voorts met de taken hun bij het Reglement van Orde voor de Raad van Ministers en andere regelingen opgedragen.

2. De Ministers zijn verantwoording verschuldigd aan de President.

DE POLITIEKE VERANTWOORDELIJKHEID/ HET PARLEMENTAIR OF KABINET-STELSEL HOOFDSTUK IX

Beginselen van de democratische staatsordening

EERSTE AFDELING

Politieke democratie

Artikel 52[3] 1. De politieke macht berust bij het volk en wordt uitgeoefend in overeenstemming met de Grondwet.

2. De politieke democratie kenmerkt zich door participatie en representatie van het Surinaamse volk, welke tot uitdrukking komen door de deelname van het volk aan het vaststellen van een democratisch politiek stelsel, alsmede door deelname in wetgeving en bestuur, gericht op het handhaven en uitbouwen van dit stelsel. De politieke democratie schept voorts de voorwaarden voor deelname van het volk aan algemene, vrije en geheime verkiezingen ter samenstelling van de volks- vertegenwoordigende organen en van de Regering. 3. De verantwoordingsplicht ten opzichte van het volk en controle op het overheidshandelen door organen die daartoe zijn ingesteld en het terugroeprecht ten aanzien van gekozen volksvertegenwoordigers zijn waarborg voor een waarachtige democratie. Artikel 73

Het te voeren sociaal-economisch en politiek beleid van de Regering behoeft de voorafgaande goedkeuring van De Nationale Assemblee. Artikel 69

De Wetgever, de Regering en de overige overheidsorganen nemen de bepalingen van de Grondwet in acht.

Artikel 70

De Wetgevende Macht wordt door De Nationale Assemblee en de Regering (complex-orgaan) gezamenlijk uitgeoefend.

HOOFDSTUK XI

De wetgevende macht

EERSTE AFDELING

Uitoefening van de wetgevende macht

Artikel 80[4] 1. Alle ontwerpen van wet door De Nationale Assemblee goedgekeurd en door de President bekrachtigd, verkrijgen kracht van wet na afkondiging.

2. De wetten zijn onschendbaar, behoudens het bepaalde in de artikelen 106, 137 en 144 lid 2.

De Regering als deel van het complex-orgaan de wetgevende macht.

Artikel 116

1. De President vormt met de Vice-President en de Raad van Ministers de Regering. De Vice-President is belast met de dagelijkse leiding van de Raad van Ministers en is als zodanig verantwoording verschuldigd aan de President.

2. De Regering is verantwoording verschuldigd aan De Nationale Assemblee. Artikel 123[5] 2. De Ministers zijn verantwoording verschuldigd aan de President.

Artikel 117 Door de Regering worden staatsbesluiten (nadere wetgeving) vastgesteld. Bepalingen door straffen te handhaven, worden in die staatsbesluiten niet gemaakt, dan krachtens de wet. De wet regelt de op te leggen straffen.

Artikel 118

De wijze van afkondiging van wetten en staatsbesluiten en het tijdstip waarop zij aanvangen verbindend te zijn, worden door de wet geregeld.

DERDE AFDELING

De Raad van Ministers, deel van het complex-orgaan de Regering.

Artikel 119

1. De Raad van Ministers is het hoogste uitvoerende en administratieve orgaan van de Regering.

2. De Ministers vormen tezamen de Raad van Ministers, welke wordt voor gezeten door de Vice-President. De Vice-President is belast met de dagelijkse leiding van de Raad van Ministers en is als zodanig verantwoording verschuldigd aan de President.

3. De Raad van Ministers heeft tenminste één vice-voorzitter.

Taken van de Raad van Ministers Artikel 122[6] Onverminderd hetgeen in het Reglement van Orde voor de Raad van Ministers is bepaald, heeft de Raad van Ministers tot taak:

a. het voeren van het door de Regering vastgestelde beleid;

b. het voor bereiden van producten van wetgeving en bestuur;

c. het toezicht houden op het richtig uitvoeren van genomen beslissingen waarvan de uitvoering aan hem is opgedragen;

d. het voorbereiden en uitvoeren van een slagvaardig beleid;

e. het leiding geven aan beleidsorganen een de supervisie van de administratieve functies van de plaatselijke organen door middel van de betreffende ministeries. De Nationale Assemblee als deel van als deel van het complex-orgaan de wetgevende macht. Artikel 71[7] 1. De Nationale Assemblee is bevoegd te beslissen over alle wetsontwerpen, die aan haar ter goedkeuring worden voorgelegd. Artikel 76

De Nationale Assemblee heeft het recht wijzigingen aan te brengen in de wetsontwerpen van de Regering.

Artikel 80[8] 1. Alle ontwerpen van wet door De Nationale Assemblee goedgekeurd en door de President bekrachtigd, verkrijgen kracht van wet na afkondiging. 2. De wetten zijn onschendbaar, behoudens het bepaalde in de artikelen 106, 137 en 144 lid 2.

Het instituut de President in het executief-presidentieel stelsel van de Republiek Suriname.

Artikel 90

1. De President is Staatshoofd van de Republiek Suriname, Hoofd van de Regering, Voorzitter van de Staatsraad en van de Veiligheidsraad.

2. Hij is verantwoording verschuldigd aan De Nationale Assemblee.

TWEEDE AFDELING

Bevoegdheden van de President

Artikel 99

De uitvoerende Macht / het bestuur berust bij de President.

Artikel 100

De President voert het opperbevel /oppergezag der strijdkrachten.

Artikel 101

De President heeft de leiding over de buitenlandse politiek en bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde. Artikel 110[9] De President is voorts bevoegd tot:

a. het formeren van de Raad van Ministers na zich te hebben laten informeren, mede op grond van de uitslag van de verkiezingen ( de kabinetsformatie);

b. het leiding geven aan de voorbereiding van het regeerprogramma;

c. het leiding geven aan de activiteiten van de Staatsraad;

d. het desgewenst bijeenroepen en leiden van de vergaderingen van de Raad van Ministers;

e. het benoemen en ontslaan van Ministers;

f. het bekrachtigen van de goedgekeurde wetsontwerpen en ontwerp-staatsbesluiten;

g. het schorsen van besluiten van de Raad van Ministers en van Ministers;

De verkiezing van de President van de Republiek Het Kiescollege. Artikel 74[10]

De Nationale Assemblee heeft de volgende uitvoerende (bestuurs-)taken: a. het kiezen en het besluit tot tussentijds doen aftreden van de President en de Vice-President; Artikel 83[1]

3. Een meerderheid van tenminste 2/3(tweederde) deel van het grondwettelijk aantal leden van De Nationale Assemblee is vereist voor het nemen van een besluit inzake:

c. het kiezen van de President;

d. het kiezen van de Vice-President;

HOOFDSTUK XXVI

Verenigde Volksvergadering in zijn hoedanigheid van uitgebreid Kiescollege

Artikel 181[11]

2. Deze Volksvergadering komt bijeen voor de derde stemming:

b. bij de verkiezing van de President en de Vice-President, indien geen der kandidaten na twee stemmingen in De Nationale Assemblee de grondwettelijke meerderheid heeft behaald.

c. bij het nemen van een besluit bij wet met gewone meerderheid van stemmen over al dan niet aftreden van de President, indien De Nationale Assemblee hiertoe niet tot overeenstemming geraakt.

3. Besluiten in de Verenigde Volksvergadering worden genomen met gewone meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen, indien meer dan de helft van het totaal aantal in functie zijnde leden van de in lid 1 genoemde organen tegenwoordig is.

Artikel 181[12] 1. Verenigde Volksvergadering bestaat uit:

- De Nationale Assemblee;

- de Districtsraden;

- de Ressortraden. De verkiesbaarheidsvereisten President. Artikel 92

1. Om tot President of Vice-President te kunnen worden gekozen moet een kandidaat:

- de Surinaamse nationaliteit bezitten;

- de leeftijd van dertig jaren hebben bereikt;

- niet uitgesloten zijn van het passief en het actief kierecht;

- geen handelingen hebben verricht strijdig met de Grondwet.

2. Voorafgaand aan zijn kandidatuur moet hij tenminste zes jaren woonplaats en hoofd- of werkelijk verblijf in Suriname hebben gehad.

Artikel 91 De ambtspreriode

  • 1.De President en de Vice-President worden door De Nationale Assemblee voor vijf jaren gekozen. De ambtstermijn van de President eindigt bij de beëdiging van een nieuw gekozen President. Indien het ambt vacant wordt begint voor de daaropvolgende gekozen President een nieuwe ambtstermijn. (N.B. Aan het aantal termijnen is geen limiet gesteld!!!!!!!)
  • Artikel 93[13] Inhuldiging
  • < Bij de insta1latie leggen de President en de Vice-President ten overstaan van De Nationale Assemblee, in handen van de voorzitter, de volgende eed of verklaring en belofte af:

    “Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk noch onmiddellijk onder welke naam of welk voorwendsel ook, in verband met mijn verkiezing tot President van de Republiek Suriname aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd noch zal geven of beloven.

    Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in dit ambt te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of geschenken zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.

    Ik zweer (beloof), dat ik bij de vervulling van het Presidentieel (Vice-Presidentieel) ambt, de belangen van land en volk met al mijn vermogen zal voorstaan, waarnemen en bevorderen.

    Ik zweer (beloof), dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van de Republiek Suriname naar mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemene en bijzondere vrijheid en de rechten van allen zal beschermen en tot de instandhouding en de bevordering van de algemene en bijzondere welvaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten en de omstandigheden te mijner beschikking stellen, gelijk een goed en getrouw President (Vice-President) verschuldigd is.

    Ik zweer (beloof) gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan alle andere wettelijke regelingen.

    Ik zweer (beloof ) trouw aan de Republiek Suriname. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat verklaar en beloof ik)”.

    Incompatibilité

    Artikel 94[14]De President en de Vice-President oefenen naast hun ambt geen andere politiek-bestuurlijke overheidsambten uit, bekleden geen functies in het bedrijfsleven of in de vakbeweging en oefenen evenmin andere beroepen uit.

    Artikel 95

    De President en de Vice-President mogen rechtstreeks noch zijdelings deelhebber zijn in, noch borg zijn voor enige onderneming, ten grondslag hebbende een overeenkomst om winst of voordeel, aangegaan met de Staat of met enig deel daarvan. Zij mogen, behalve openbare schuldbrieven, geen schuldvorderingen ten laste van de Staat bezitten.

    Artikel 96

    De President en de Vice-President mogen rechtstreeks noch zijdelings deelhebber zijn in enige concessie of onderneming van welke aard dan ook in Suriname gevestigd of aldaar haar bedrijf uitoefenende.

    Artikel 97[15] 1. De President mag niet in de betrekking van huwelijk of van bloedverwantschap of aanverwantschap tot de tweede graad ingesloten staan tot de Vice-President, de ministers, de onderministers, de leden van de Staatsraad en de voorzitter, onder-voorzitter en leden van het orgaan dat belast is met het toezicht en de controle op de besteding van staatsfinanciën. 2. Hij die na zijn verkiezing in de verboden graad van aanverwantschap geraakt, behoudt zijn ambt niet dan na bij de wet verleend verlof.

    Vacatures in het ambt van President. De beoordeling van de vraag of de President in staat moet worden geacht om zijn funktie uit te oefenen of te blijven uitoefenen zou bij het orgaan moeten worden gelegd, dat hem de legitimiteit heeft verleend bij zijn verkiezing, De Nationale Assemblee derhalve (art. 52 lid 2 Grw 1987/1992). Er moet onderscheid worden gemaakt tussen de mogelijkheden:: a. tussentijdse beëindiging op grond van subjektieve redenen en b. beëindiging van rechtswege op grond van objektieve redenen. Onder a. tussentijdse beëindiging op grond van subjektieve redenen, moet worden verstaan, dat er redenen aanwezig zijn , die te maken hebben met en regarderen de President als persoon, als subjekt in het recht, als drager van rechten en plichten. Indien hij zelf of een objektieve derde aangeeft, dat het niet of niet langer gewenst is, dat hij de funktie uitoefent dan kan die beslissing of konstatering tot rechtsgevolg hebben, dat de President zijn funktie – al of niet tijdelijk – formeel neerlegt. Indien de neerlegging van tijdelijke aard is dan dient dit bij wet te worden vastgesteld evenals het moment van het verloop van de termijn van neerlegging en het moment van de hervatting van de uitoefening van de funktie. Een ander rechtsgevolg is, dat ingeval van een vacature veroorzaakt door redenen van deze aard de waarneming zal worden vervuld door de vice-President. (artikel 98 Grw. 1987/1992) De Grondwet bevat echter geen duidelijke, eenduidige regeling hieromtrent! Artikel 98 bepaalt: “Het ambt van de President wordt waargenomen door de Vice-President.:

    a. indien de President buiten staat is verklaard (door wie sfp ?) zijn bevoegdheden uit te oefenen;

    b. indien de President de uitoefening van zijn bevoegdheden tijdelijk heeft neergelegd;

    c. zolang de President ontbreekt of afwezig is;

    d. indien in het geval voorzien in artikel 140 een vervolging tegen de President wordt ingesteld. (N.B.De tekst van dit artikel is copy conform artikel 34 Grw. 1975) De mogelijkheden geschetst onder artikel 98 sub a t/m c duiden a. op de tussentijdse beëindiging op grond van subjektieve redenen. Van b. een beëindiging van rechtswege op grond van objektieve redenen is sprake, wanneer op grond van objektieve feiten wordt vastgesteld, dat er redenen zijn die nopen tot de beëindiging van de ambtstermijn van de President. Artikel 140 jo. artikel 98 sub d maken melding van de procedure tot de in staat van beschuldiging stelling ingeval van een ambtsmisdrijf. Artikel 140: “

    Politieke ambtsdragers staan wegens misdrijven, in die betrekking gepleegd, ook na hun aftreden terecht voor het Hof van Justitie. De vervolging wordt ingesteld door de Procureur-Generaal, nadat de betrokkene door De Nationale Assemblee in staat van beschuldiging is gesteld op een nader bij wet te bepalen wijze. De wet kan bepalen, dat leden van Hoge Colleges van Staat en andere ambtenaren wegens ambtsmisdrijven voor het Hof van Justitie terecht staan.”Indien De Nationale Assemblee tot het oordeel komt, dat de in staat van beschuldigingstelling ten rechte is, kan de President zelf besluiten tot de beëindiging van zijn ambtstermijn. Hij kan ook de beoordeling door het Hof van Justutie afwachten. Bij een veroordeling treedt dan van rechtswege de beëindiging van de ambtstermijn in werking. Het rechtsgevolg daarvan is de waarneming door de vice-President.(art. 98 Grw. 1987/1992) Indien de President wordt veroordeeld, dan is het evident, dat zijn ambstermijn op dat zelfde tijdstip eindigt met het direkte rechtsgevolg dat de waarneming van de vice-President op dat zelfde tijdstip aanvangt. Dit is niet geregeld in artikel 98, maar is een logisch gevolg! (Vgl. artikel 38 sub b.Grw. 1975) De regeling van de termijn, waarin de vice-President zijn waarneming zal duren en de termijn waarbinnen een nieuwe President moet worden gekozen, is ook niet in artikel 98 (Grw1987/1992) geregeld. (Vgl artikel 37 Grw. 1975) Wat ook niet geregeld is in artikel 98 is de wijze waarop de opvolging van de vice-President moet plaatsvinden. Door de waarneming immers wordt zijn funktie vacant! Artikel 35 Grw. 1975 bepaalt, dat de regels, die van toepassig zijn op de President van overeenkomstige toepasing zijn op de vice-President. De Grondwet an 1987/1992 zwijgt in alle talen over deze materie!

    De regeling getroffen in artikel artikel 74[16]:”De Nationale Assemblee heeft de volgende uitvoerende taken: a. het kiezen en het besluit tot tussentijds doen aftreden van de President en de Vice-President;”(l.c.) in samenhang met artikel 181 lid 2 sub c :”

    2. Deze Volksvergadering komt bijeen voor de derde stemming:

    c. bij het nemen van een besluit bij wet met gewone meerderheid van stemmen over al dan niet aftreden van de President, indien De Nationale Assemblee hiertoe niet tot overeenstemming geraakt.

    3. Besluiten in de Verenigde Volksvergadering worden genomen met gewone meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen, indien meer dan de helft van het totaal aantal in functie zijnde leden van de in lid 1 genoemde organen tegenwoordig is.”..... bevat geen uitvoeringsregeling noch een toelichting terzake ondanks het feit, dat de voorgeschreven procedure geacht moet worden te zijn een zeer zwaarwichtige procedure. Ook het ongeschreven recht noch de politiek geven uitsluitsel!. Paramaribo, April 2017 Mr. S.Fr.Polanen


    [1] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [2] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [3] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [4] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [5] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [6] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [7] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [8] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [9] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [10] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [11] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [12] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [13] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [14] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [15] Gew. bij S.B. 1992 no. 38

    [16] Gew. bij S.B. 1992 no. 38