In de vorige editie heb ik geprobeerd om U inzicht te geven in de achtergronden van de Nederlandse verkiezingen en de daarop volgende kabinetsformatie. Het is inmiddels bekend geworden, dat de missie van de verkenner heeft opgeleverd het resultaat dat het kabinet uit vier partijen zal moeten bestaan wil het een comfortabele basis en een vierjarig bestaan uitzingen. De gekandideerde partijen zijn de grootste partij de VVD, het CDA, D’66 EN Groen Links, drie partijen rechts van het centrum en één links van het centrum. Een rekensom levert op: 33+ 19+19+14=85 zetels. Dat is 10 meer dan het vereiste minimum van 75 (150:2+1) Het is nu zaak,dat deze partijen het met elkaar eens kunnen worden over een politiek akkoord en een regeringsprogramma voor de komende vier jaar. De vorige aflevering werd afgesloten met de vraag: past hier kopiering of recipiering? Deze vraag kan nader worden toegespitst en wel alsvolgt: zijn de omstandigheden van de Republiek Suriname gelijksoortig aan de omstandigheden van het Koninkrijk der Nederlanden? In de eerste plaats moet worden vastgesteld, dat Suriname is een Republiek met een executief presidentieel stelsel. De ministers zijn –vóórdat zij kunnen starten met hun werkzaamheden- niet afhankelijk van het vertrouwen van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging – De Nationale Assemblee geheten -, maar van het vertrouwen van de executieve President. Een belangrijker gegeven is het om na de definitieve verkiezingsuitslag een meerderheid van tweederde (2/3) van het grondwettelijk aantal leden te vinden, dat bereid is om te stemmen op één van de voorgedragen kandidaten voor de funktie van President c.q. vice-President, tweederde van eenenvijftig (51) leden, hetgeen oplevert vierendertig stemmen (34). De wet op de verkiezing van de President schrijft voor, dat iedere groep van zeven (7) leden één kandidaat mag voordragen. Dit levert op een maximum aantal van zeven (7) kandidaten. De gekozen President heeft de bevoegdheid om “....– na zich te hebben laten informeren, mede op grond van de uitslag van de verkiezingen - over te gaan tot het benoemen.... van de ministers”. (art. 110 sub a en e Grondwet 1987). De praktijk heeft uitgewezen, dat onmiddelijk na de vaststelling van de verkiezingsuitslag een proces van start gaat, dat als “kabinetsformatie” kan worden aangemerkt. Immers de stem van het volk moet worden vertaald in klinkende stemmen, vertolkt door de politieke partijen, die betrokken zijn bij de zetelverdeling en een legitieme plaats hebben veroverd in DNA.
De onderhandelingen, die dan gevoerd worden moeten niet alleen opleveren een akkoord over een gezamenlijke kandidaat-President, c.q. vice-President, maar ook een akkoord over het aantal en de verdeling van de ministers-portefeuilles en een aantal belangrijke andere funkties. Op basis van dit akkoord kan en moet de vraag worden beantwoord, die vervat is in het legitimiteitsbeginsel: ”Wie zal voor een bepaalde, vóóraf vastgestelde periode, bevoegd zijn om vorm en inhoud te geven aan de welvaart en het welzijn van het volk van Suriname.” Het initiatief voor het op gang brengen van dit proces is tot nog toe steeds genomen door de partij die de grootste winst heeft behaald of in stemmenaantal de grootste is gebleken. De cijfers van de winstaandelen zijn echter geen garantie voor het in “regerings”-winst omzetten van de aandelen. De verkiezing van President Wijdenbosch is daar een levend voorbeeld van. Het kiescollege is DNA, waar in twee ronden gekozen wordt. Wordt de vereiste tweederde in geen van beide ronden gehaald, dan gaat de bevoegdheid over op de Verenigde Volksvergadering, de VVV. Dit orgaan, dat bestaat uit het grondwettelijk aantal leden van de (dwz.alle ) Ressortraden, Distriktsraden en De Nationale Assemblee, moet aan het quorumvereiste van “meer dan de helft van het totaal aantal in funktie zijnde leden voldoen.” (art 181lid 3). Besluiten moeten worden genomen met een gewone meerderheid (dwz. de helft plus één). Het zal duidelijk zijn, dat bij deze vorm van “kabinetsformatie” een grote verantwoordelijkheid komt te liggen bij die politieke partijen, die een zodanig groot stemmen overwicht hebben, dat zij in staat zijn een significante bijdrage te leveren aan het behalen van de tweederde meerderheid in DNA of de gewone meerderheid in de VVV. Ondanks deze duidelijke contouren blijven er nog de nodige vragen bestaan, die om beantwoording vragen. De eerste is wat is de positie van de zittende President. Zijn mandaat eindigt volgens de Grondwet op het moment van de beëdiging van de nieuw gekozen President (art. 91 Grw.1987). Wat zijn zijn bevoegdheden in de periode gelegen tussen het besluit van het Onafhankelijk Kiesbureau, waarin de uitslag van verkiezingen bindend wordt verklaard voor de samenleving en de beëdiging van de nieuw gekozen President. Artikel 67 (Grondwet 1987) verklaart hem in ieder geval bevoegd om de fungerend voorzitter van de vergadering van kandidaat-Assembleeleden te beëdigen.
Met deze handeling kan de constituerende vergadering van de een geloofsbrief bezittende kandidaat-Assembleeleden een aanvang nemen onder leiding van de beëdigde fungerend voorzitter. De agenda van deze vergadering luidt alsvolgt: 1. De beëdiging van de overige vijftig (50) gekozen kandidaat-Assembleeleden. 2. De toelating van de een geloofsbrief bezittende kandidaat-Assembleeleden. 3. De verkiezing van een nieuwe voorzitter en een nieuwe vice-voorzitter. 4. Het besluit tot de beëindiging van de oude zittingsperiode en de opening van de nieuwe zittingsperiode. Hierna kan het constitutionele meerhoofdige collektieve orgaan een aanvang maken met haar grondwettelijke werkzaamheden. Op grond van het gewicht voorgaande besluiten moeten we aannemen, dat het hier gaat om de President in zijn hoedangheid van Staatshoofd. Zou het dan ook niet in de lijn der verwachtingen kunnen liggen om aan het Staathoofd als een boven partijen staand instituut de bevoegdheid te geven om het “kabinetsformatie” proces te leiden, begeleiden en te formaliseren? Ten tweede wat is de formele positie van de politieke partijen als onderhandelingspartners? Ten derde wat is de formele positie van het akkoord, dat het resultaat is van de onderhandelingen? Kunnen partijen daar rechten aan ontlenen? Beste kijkers en luisteraars allemaal vragen ter overweging. Tot de volgende keer.
Paramaribo, Maart 2017, Mr. S.Fr.Polanen